Arthur Rimbaud 2
Laatste brieven van Arthur Rimbaud (1854-1891)
- Door Vivienne Stringa
- 11-01-2017
- Vertalingen: Correspondenties
Le Sacre du Printemps, Igor Stravinsky. Compagnie Georges Momboye.
Harar, 21 april 1890.
Lieve moeder,
Ik heb je brief van 26 februari ontvangen.
Helaas! Ik heb noch tijd zelf te trouwen, noch naar het trouwen van anderen te kijken. Ik kan gewoonweg totaal niet weg van mijn zaken voor een bepaalde tijd. Wanneer je eenmaal in zaken zit in deze duivelse landen, kom je er niet meer van los.
Het gaat goed met me, maar ik krijg een grijze haar per minuut.
Sinds dat is begonnen vrees ik dat ik binnenkort een hoofd heb als een gepoederde borstel.
Het is echt triest, dat verraad van je hoofdhuid; maar wat kun je eraan doen?
Hartelijke groet,
Rimbaud
Harar, 10 augustus 1890.
Lieve moeder en zus,
Ik heb al een tijd geen brief gehad van jullie. Ik zou graag weten of het jullie goed gaat, net zoals het met mij goed gaat.
Kan ik bij jullie gaan trouwen, volgend voorjaar? Maar ik kan me dan niet vestigen voor vast bij jullie, en mijn zaken hier achterlaten. Denken jullie dat ik iemand kan vinden die ermee zou instemmen me te volgen op reis?
Ik zou graag een antwoord willen hebben op deze vraag, zo snel als mogelijk.
Hartelijke groeten,
Rimbaud
Harar, 10 november 1890.
Lieve moeder,
Ik heb uw brief ontvangen van 29 september 1890. Toen ik het over trouwen had, bedoelde ik daarmee wel altijd dat ik vrij wilde blijven om te reizen, om in het buitenland te leven en zelfs om in Afrika te blijven wonen. Ik ben het klimaat van Europa zo ontwend, dat ik er weer heel moeilijk aan zou kunnen wennen.
Ik zou waarschijnlijk zelfs twee winters buiten moeten wonen, als ik er vanuit kon gaan dat ik op een dag weer terug naar Frankrijk zou gaan. En hoe zou ik weer aan nieuwe relaties komen, en wat voor werk zou ik kunnen vinden? Dat is nog maar de vraag. Trouwens, er is één ding dat echt onmogelijk voor me is: dat is een sedentair leven.
Ik zou iemand moeten vinden die me zou willen volgen in al mijn zwerftochten.
Wat mijn bezit betreft, het geld heb ik in eigen beheer, ik kan het zo hebben als ik wil.
Mijnheer Tian is een zeer eerbaar handelaar, al dertig jaar gevestigd in Aden, en ik ben zijn zakenpartner in dit deel van Afrika.
Mijn vennootschap met hem duurt nu al tweeënhalf jaar. Ik werk ook voor mezelf, in mijn eentje; en ik ben vrij, om elders mijn zaken te liquideren wanneer ik maar wil.
Ik stuur karavanen naar de kust met producten uit deze streken: goud, muskus, ivoor, café, etc. etc. en voor de zaken met mijnheer Tian is de helft van de winst voor mij.
Voor de rest, de inlichtingen, moeten ze zich maar wenden tot mijnheer de Gaspary, consul van Frankrijk in Aden, of tot zijn opvolger.
Niemand in Aden kan kwaad spreken over me.
Integendeel.
Ik ben bij iedereen bekend, in dit land, al tien jaar.
Let op, dit is voor liefhebbers! In Harar is geen enkele consul, geen enkel postkantoor, geen enkele weg; je moet overal per kameel heen, en er zijn alleen maar negers. Maar je bent er wel vrij, en het klimaat is goed.
Zo is de situatie.
Tot ziens.
Rimbaud