Baudelaire aan Alphonse de Calonne, Parijs, 27 mei 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN ALPHONSE DE CALONNE
Parijs, 27 mei 1858.

 

Geachte heer,

     Tot mijn grote spijt is dat een misverstand.
Toen ik de 21 zag dat ik het niet op tijd af had, ben ik ermee opgehouden, en toen ben ik naar mijnheer Améro gegaan, om hem te verzoeken u te verwittigen van het feit dat u niet op mij kon rekenen, maar dat ik toch, als u dat wenste, al het mogelijke zou doen.
Gisteren ontving ik uw brief.

     Ik hoop dat het artikel goed genoeg is om al die vertragingen goed te maken.
Deze keer krijgt u het twee weken van tevoren.
Want om u te laten zien dat ik aan u gedacht heb, heb ik u het hele gedeelte dat wel af is al opgestuurd en u zult de rest echt voor het einde van de maand hebben.

     Als u me een briefje wilt terugsturen, dan kunt u gebruik maken van dezelfde loopjongen.

De uwe.

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief