Baudelaire aan Alphonse de Calonne. Parijs, half maart 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN ALPHONSE DE CALONNE
Parijs, half maart 1860.

 

Geachte heer,

     U zult wel weten waarom ik niet naar u toe ben gekomen.
Ik kon nog denken, totdat ik een briefje van u kreeg, dat wij gebrouilleerd waren, of dat u mijn verzen geschrapt had.

     Helaas! Uw bekritiseert juist die woorden, die intenties, die stukken die ik als mijn beste beschouw.
Ik hoef u alleen maar even te wijzen op mijn bedoelingen.
(Beweging impliceert over het algemeen geluid, zoals Pythagoras muziek toedichtte aan sferen in beweging.
Maar dromen, die scheiden en ontbinden, creëren vernieuwing.
Het woord royale maakt het de lezer gemakkelijker de intelligentie van deze metafoor te begrijpen die van de herinnering een Kroon van torens maakt, zoals diegenen die hun voorhoofd voorover buigen van de godinnen van rijpheid, vruchtbaarheid en wijsheid.
De liefde (verstand en geest) is onnozel bij twintig jaar, en wijs bij veertig.) Dit alles, kan ik u verzekeren, is heel langzaam uitgedokterd.

     Echter, u zult zien dat ik verscheidene jammerlijke imperfecties gecorrigeerd heb die ik zeer vervelend vond.

     Ik voeg er een sonnet aan toe, dat naar ik hoop u zal behagen.
Zodra u even mijn correcties heeft ingekeken, zult u het vanzelfsprekend vinden dat ik u om een tweede druk vraag.

Geheel de uwe en hartelijke groeten.

Ch. Baudelaire.

Nog even en passant gezegd, het is heel incorrect samengesteld.

  Inhoudsopgave     Volgende brief