Baudelaire aan Alphonse de Calonne. Parijs, woensdag 10 november 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN ALPHONSE DE CALONNE
Parijs, woensdag 10 november 1858.

 

Geachte heer,

    Hoewel ik alweer te lang op me heb laten wachten, ben ik niet geheel ontevreden over mezelf. Ik kom morgenavond of overmorgen in de ochtend bij u langs.

    L’Opium kan de 30e verschijnen.

    Ik kan u wel vertellen dat het niet makkelijk was om de beschrijving van een zeer gecompliceerd boek in een heel KLEINE ruimte op te sluiten en dan ook nog zonder ook maar één enkele nuance over te slaan.
U zult het wel zien, het is op een andere toon geschreven dan de Haschisch. Het ziet er (qua uiterlijk) verlaten uit en meer hakkelig.
De biografische details nemen een grote plek in, maar behalve dat ze amusant zijn, waren ze wel noodzakelijk om als sleutel te dienen voor de geheel individuele fantasmagorie van L’Opium. Laten we hopen dat mijnheer de Quincey een mooie bedankbrief stuurt aan uw krant.

Ch. Baudelaire.

    Aan uw schilders is begonnen; ik zal dat als u dat wilt, les peintres qui pensent noemen. Daar zit een vleugje ironie in die als saus voor de titel dient.
Voor wat uw vriend mijnheer Janmot betreft, zal ik vanuit chic beginnen (dat wil zeggen uit mijn herinnering en met zijn verzenboekje) en als later blijkt dat we het moeten verifiëren, zal ik naar Lyon gaan.

    Ik ben ook begonnen met les poèmes nocturnes.

    De nieuwe Les Fleurs du mal zijn ook gestart. Alleen zal ik u pas verzen geven als er genoeg zijn om EEN VEL mee te vullen. De Rechtbank eist alleen maar een vervanging voor zes stukken. Ik maak er misschien twintig.
De protestante leraren zullen met pijn moeten constateren dat ik een onverbeterlijke katholiek ben.
Ik zal het zo regelen dat ik goed begrepen word. De ene keer heel zacht, de andere keer heel sterk. Dankzij deze methode kan ik gaan tot aan weerzinwekkende passies.
Alleen nog maar de mensen met een volledige slechte wil zullen de met opzet onpersoonlijk gemaakte poésies van mij niet kunnen begrijpen.

    Voor wat betreft het ronddolen van me waardoor ik drie dingen tegelijk aan het doen was, maakt u zich daar geen zorgen om, het is gewoon mijn methode.

Geheel de uwe.

Ch. Baudelaire.

Misschien vraag ik u om toestemming om in les Peintres qui pensent een overzicht te plaatsen van de Sonnets humoristiques. Al die Lyonse mensen zijn hetzelfde.
Ik heb Lyon gekend. Schilders, poëten, filosofen, ze lijken allemaal op elkaar.

C.B.

  Inhoudsopgave     Volgende brief