Baudelaire aan Asselineau, Mme Aupick. Parijs 5, 13 juli 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN CHARLES ASSELINEAU
5 juli 1858.

 

[…]

Ach ziet u, mijn waarde, de kl…zooi die ik u veroorzaak moet mij toch ergens toe dienen.

[…]

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 13 juli 1858.

 

     Maar, lief klein moedertje, bent u gek, ik moet u juist veertig duizend excuses maken voor mijn rare gedrag dat alleen ik kan begrijpen, en duizend maal bedanken voor uw welwillendheid.
Alleen, hoewel ik fouten heb, beken dan dat jij wel altijd schrijft als een gelukkig iemand, zonder zorgen, die alle tijd heeft om aan haar vrienden te besteden. Maar je weet toch dat mijn lot slecht is.
Er moeten wonderen worden verricht en die zal ik verrichten.
Maar hoe heb je niet kunnen raden dat ik me sinds drie maanden heb laten misleiden door nieuwe geldproblemen? Bewonder me maar! Deze keer zal ik er zelf uitkomen, zonder een cent te lenen.

     Alles wat ik je heb verteld over mijn toekomstige contracten, over de aanbiedingen die ik heb gehad, dat is allemaal waar.
Het feit dat mijn eerste stuk bij La Revue contemporaine vertraging heeft opgelopen, komt alleen maar omdat ik dat zelf heb gewild.
Ik wilde het herzien, herlezen, opnieuw beginnen en corrigeren.

     Maar nu echt, serieus, zul je over een paar dagen het begin ontvangen van mijn verhuizing, gezien ik een afschuw heb van het met me meedragen van een eenvoudige koffer.
Het zullen eerst boeken zijn – jij kunt ze netjes rangschikken in de kamer die je voor mij bestemd hebt.

Ik schrijf je snel weer en ik omhels je.

Charles.

Laat de familie Jaquotot met rust. Ze zijn er trouwens niet.

  Inhoudsopgave     Volgende brief