Baudelaire aan Auguste Lacaussade. Parijs, begin maart 1861.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN AUGUSTE LACAUSSADE
Parijs, begin maart 1861.

 

Geachte heer,

    Mijn kopiist belooft me het tweede vel voor morgenavond.

    Dit alles is met grote zorg nagekeken en bewerkt, zoals u kunt zien, en is al voldoende om u een beeld te geven van de man.

    Voor Wagner ben ik de 18e klaar.
De kwaadwilligheid jegens hem wordt nu echt onbeschoft.

    Aan de hand van de wissel die ik gisteren bij u heb afgegeven, kunt u afleiden dat ik nu GEHEEL GEDWONGEN tot uw beschikking sta.
Maar kan men een dergelijke waanzin begrijpen? Ik wil u daar graag nog over spreken.

    Als u mijn uitspraken aangaande de heer G. wilt verifiëren, kom dan een dezer dagen mijn album eens doorbladeren, en zodra ik degene die ik naar het Staatsministerie had gestuurd weer gevonden heb, dan kan ik u vele vormen laten zien van scènes uit de Krim oorlog die op de plaats zelf getekend zijn en tussen de gebeurtenissen zelf.

Uw toegewijde,

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief