Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Honfleur, 1 mei 1859.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Honfleur, 1 mei 1859.
Allereerst wil ik u met heel mijn hart bedanken voor uw punctualiteit en uw medewerking.
GAUTIER. Ik wil niet afzien van het portret.
Of De Broise drukt gelijk een oplage met frontispices die hij later nodig heeft, of het frontispice uit mijn brochure zal dezelfde zijn als die uit Émaux et Camées.
Maar, hoe maak je drukproeven van een gegraveerde prent met verschillende tinten? Kun je niet het gedeelte dat je niet wilt drukken afdekken met een andere stof (die je later weghaalt)?
Er moet zeker een manier zijn, en die manier ligt niet binnen mijn bereik. Achteraf maken we een oplage in vreemde letters. Al met al twee oplagen, net als bij de rode en zwarte versieringen.
Het portret is een garantie voor de verkoop.
De twee epigrafen zijn tegengesteld, en voor mij is het duidelijk dat de deugdelijke en pedante Laprade L’Artiste had gelezen. Een heel kleine letter kan ons uit de brand helpen.
Het idee van de achterkant is niet meteen verwerpelijk. Wanneer krijg ik de drukproef? Er zitten fouten in L’Artiste.
OPIUM et HASCHISCH. Een mooi boekje.
Ik reken daar op om weer een beetje in omloop te raken. U zult tevreden zijn over l’Opium.
Het zal briljant en dramatisch zijn. Ik ben zeker dat het verkoopt.
Calonne zal meedoen, en ik mag niet zeggen waarom. Uw 3000 frank laten me niet los. Het zit zo: ik ben hem nog steeds zijn 500 frank schuldig, min het salaris van la Danse macabre, 45 frank.
– Zijn Opium (dat ik nu opnieuw lees) is ingeleverd, en daarom begint er een serie voor u.
Omdat ik aan u dacht heb ik van hem de belofte geëist dat, als ik hem in juni en juli twee sterke novellen lever, hij die dan contant in biljetten of muntgeld betaalt, meteen.
U denkt dus dat ik ondankbaar ben of een imbeciel? Gedichten krijgt hij niet meer.
U zegt dat u mijn verzen weer heeft gelezen. U had beter la Méthode de composition van Edgar Poe kunnen herlezen (Revue Française).
Uw brief heeft me veel pijn gedaan. Ik merk dat uw wispelturige geest allerlei temperaturen ondergaat.
Als ik naar Alençon kon gaan, dan rende ik er direct heen, niet alleen om me een beetje te amuseren, maar ook om u eens door elkaar te schudden. Daar zit u nu tussen allerlei politieke brochures, en u vergeet dat het in de menselijke natuur ligt om altijd 5 frank te hebben om een roman of een schouwburgplaatsje te kopen.
Ik bedank u dus in het geheel niet voor de eer die u me bij uitzondering verleent voor mijn boeken. Mijn Fleurs du mal zullen blijvend zijn.
Mijn kritieken zullen verkocht worden, minder snel misschien dan in betere tijden, maar ze zullen verkopen.
Zelfs als de oorlog vanuit Italië de Rijn oversteekt dan zullen de mensen nog steeds literaire ruzies en romans willen lezen, en met name wanneer iedereen de weg kwijt is en gek wordt, is het winstgevend, heel winstgevend, dat moet je niet laten gaan.
Geheel in tegenstelling tot u ben ik bang, om u, om die verwaarlozing van literaire zaken.
Van de tachtig pagina’s van La Revue contemporaine moeten er, als dat kan, tweehonderd vijftig pagina’s worden gemaakt.
U heeft het de hele tijd over uw schulden.
Ik weet zeker dat met een beetje vindingrijk vernuft de kwestie opgelost kan worden. Maar ik ken uw zaken niet goed genoeg om u daar advies over te geven.
Schrijf me iets minder triest terug als u dat kunt, en blijf altijd aardig.
De groeten van mij aan uw familie.
Mijnheer Mistral, auteur van Miréio, is een dialectenspreker, wegwijs gemaakt door Adolphe Dumas.
De schurk had spijt dat hij niet helemaal een wildeman was.
Hij zag met pijn in zijn hart dat mijnheer Mistral, door zijn commentaren, bewezen had dat hij Frans sprak.
Die koeterwaalse vent is nu trouwens de ster van het moment.
Ik wacht op uw brief. Schoon de tekst mooi op.
Ch. Baudelaire.