Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Neuilly, 7 januari 1861.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Neuilly, 7 januari 1861.

 

    Johanneau wilde de 350 niet hebben.
Ik hou het geld. Of bij Tenré, of bij Lemercier, of bij Gélis, daar kan het nog dienst doen.

     Lemercier heeft gedisconteerd, maar dan wel eerst rekening houdend met de disconto, en ook nog met het protest en de rente van Morel.

     Wat kon ik anders doen?
Ik had daarbij nog een persoonlijke wissel moeten tekenen, in ruil voor de wissel van Morel.
Morel is een schavuit die niet eens de goedheid wilde hebben om op de afspraak te komen die ik had gemaakt bij Lemercier.
Hier is het bonnetje, dat ik er bij doe.

Rekening van mijn disconto 's.

Tenré,           21
Schwartz,      25
Lemercier,     74
                    120

De Broise heeft nu 2.280 frank.

    Ik wacht op geld uit Londen, en uitgeverij Lévy geeft me overmorgen ook wat, met veel gemopper.

    De Broise dringt aan om Gélis te zien. Ik heb er bij hem op aangedrongen dat hij eerst Janet ziet. Om het duidelijker te zeggen, ik vrees voor de eeuwig pech van De Broise.
Bracquemond zag ik vanmorgen en hij vertelde me over de zichtbare ontmoediging bij uw zwager.
Misschien zou het goed zijn als u over een paar dagen twee etmalen weg bent, op reis.

    Nu ik uw moeder niets meer te verbergen heb, hecht ik er zeer aan me zo te gedragen dat ik geëerd wordt.

    Maar is er geen manier om mijn schulden zo te klasseren dat ze bij de schulden van uw bedrijf komen, in de toekomstige uitbreidingen die u van plan bent te maken, en, zonder de reguliere rente van elke schuld mee te tellen, me dan kwijt te schelden via een reeks opeenvolgende overdrachten? Ik bedoel er maar mee dat ik zeer boos ben door de zorgen, en uitgeput, gebroken.

    Ik had, en heb nog meer schoorstenen die op mijn rug zijn gevallen. Ik zal u daar later over vertellen wanneer u weer wat rustiger bent.
Het is ongelooflijk, ongehoord, en nog vreemder dan alles wat u zich maar voor kunt stellen.

    Heeft u mijn laatste vel ontvangen, de titel, de verkorte titel, en de inhoudsopgave?

    Over die laatste ben ik niet zo tevreden.
Waarom, dat weet ik niet. zie lijkt op een inhoudsopgave van een ander boek.

    Bovendien, de nummering van de pagina ’s raakt in de war met de cijfers van de onderwerpen.

    En het geheel in lettertypen (of kleine letters, of hoofdletters) lijken me bizar en te klein, maar ik beroep me op u.

    Het is mogelijk dat ik iets weglaat. Ik ben zo moe in mijn hoofd en ik doe niets.

C.B.

  Inhoudsopgave     Volgende brief