Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Parijs, 16 augustus 1860.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 16 augustus 1860.
Beste vriend, men beweert dat brieven nooit zoek raken.
Uw briefje van vanochtend is het bewijs dat u een brief die de 12e uit Parijs vertrokken was niet gekregen heeft, noch een artikel van Armans Fraisse, geknipt uit Le Saint public, die beide gefrankeerd waren door mij en die ik zelf in de brievenbus van de rue de Londres heb gedaan (hoofdkantoor).
De 14e wachtte ik uw antwoord af met een groot ongeduld. Want ik wilde de 15e in Honfleur zijn, mijn boek op orde brengen (wat ik niet in Parijs kon doen) en de 18e of de 19e weer bij u zijn.
Wilt u alstublieft bij Granville en Parijs protest gaan aantekenen en opeisen.
Er zaten heel veel dingen in die brief, maar met name een verzoek om geld, dat nu nog makkelijker in te willigen is omdat het bedrag veel lager is geworden.
Toen ik zag dat ik geen enkel antwoord van u kreeg, dacht ik dat u niet in Granville was, en toen ben ik als een Demon tekeer gegaan, en toen heb ik een deel gevonden van wat ik nodig had.
Haal mij hieruit voor wat de rest betreft.
In de betreffende brief stonden alle nodige aanwijzingen, maar, ik zeg het nogmaals, hij was erg lang en er stonden ook nog andere dingen in.
In het artikel van Armand Fraisse zit veel Lyonese logheid en traagheid, maar is daarentegen toch eigenaardig.
De Ferrari was vergezeld van een klein briefje.
De wissel waarom ik vroeg moest op mijn verzoek binnen een maand verlopen.
Alles welbeschouwd is dat wel een beetje kort, vooral met al die tijd die ik verlies.
De Guys (drie artikelen) is af en ingeleverd, maar dat is alleen voor het terugbetalen van wat ik heb ontvangen.
Uw toegewijde,
C.B.