Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis, Parijs, 21 februari 1858.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 21 februari 1858.
Beste vriend,
Ik accepteer met grote erkenning uw spijtbetuigingen, maar ik moet u ook opbiechten dat uw redenen uitmuntend zijn.
Ik zou alleen wel Monselet en Babou naar de duivel willen helpen.
Als ik in het vervolg u om enkele orderbriefjes als gunst vraag, dan zal dat alleen maar zijn door u getekende en geregistreerde volmachten te geven, zodat uw verantwoordelijkheid bewaard blijft.
U dacht me uit de brand te helpen door me alle vrijheid te geven voor de Belgische uitgave, maar dat kan ik niet accepteren.
Omdat ik zonder geld zit, is dat niet een reden om een domheid te begaan.
Ik zie maar een enkele clausule die uw belang met de mijne kan samenvoegen, en dat zou zijn dat de Belgische uitgever de verplichting aangaat dat hij zijn uitgave in vier of vijf maanden verkoopt.
Maar, dat lijkt u toch ook een absurde veronderstelling?
Ik zal opnieuw met Pincebourde overleggen, maar ik zie dit al als een verloren zaak als gevolg van de ideeën die wij met elkaar hebben onderzocht.
Excuses dat ik mijn brief niet heb gefrankeerd.
Die De Brosses heeft maar een afzichtelijke geest zeg.
C.B.