Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Parijs, 26 maart 1859.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 26 maart 1859.
Waarde vriend,
U moet de wissel gisteren de 25e hebben ontvangen, maar wel om 6 uur ’s avonds.
Toch baart uw brief van vanochtend me zorgen. U moet me DIRECT nu een briefje terugschrijven. Ik vertrek pas woensdag.
Ik heb De Broise ontmoet, die me verweet hem zijn politieke rechten te hebben ontnomen, en hij zei dat hij u geschreven had om te vragen om van Gautier maar een heel kleine oplage te drukken, aangezien het maar werk is van een hele Parijse aard.
Ik weet niet precies wat hij daar nu mee bedoelt, of het moet zijn dat Gautier buiten Parijs onbekend is en dat het artikel elders onbegrijpelijk zou zijn.
Ik had nooit de pretentie om een exorbitante oplage te laten maken; maar ik wil geen belachelijk kleine oplage en ik wil ook niet dat u wat ook maar van mij drukt uit medelijden.
Het artikel gaat maar door met herrie schoppen. Het schijnt een monsterlijkheid te zijn.
Bij Techener was het een schandaal. Vertel me wat u ervan vindt.
C.B.
Ik krijg de brief van V. Hugo in Honfleur.