Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Parijs, 5 november 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, ongeveer 5 november 1858.

 

De bezetene

 

De zon heeft zich bedekt met een crêpe, net als hij,

O zon van mijn ziel, pak jezelf in met schaduw;

Slaap of rook, zoveel je wilt; wees zwijgzaam, wees somber,

En duik geheel in de afgrond der Verveling;

 

Zó houd ik van je! En toch als je vandaag,

Als een verduisterde ster die uit de halfschaduw komt,

Wilt paraderen op de plaatsen waar Waanzin overstelpt,

Is dat goed! Charmante dolk, kom uit je foedraal!

 

Ontsteek je oogappel met de vlam van de lusters!

Ontsteek de begeerte in de ogen van de lomperiken!

Alles van jou is me een morbide of bruisend plezier!

 

Wees wie je wilt zijn, zwarte nacht, rode dageraad,

Er is geen vezel in mijn trillende lichaam

Die niet schreeuwt: O mijn schat Belzébuth, ik adoreer je!

 

CHARLES BAUDELAIRE.

Druk dit (zonder fouten) in uw krant.

Ik begin te geloven dat ik in plaats van zes fleurs er twintig ga maken.

  Inhoudsopgave     Volgende brief