Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Parijs, 8 september 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 8 september 1860.

 

Beste vriend,

    Gisterenavond, de 7e, ontving ik al een klacht van de heer Bichet.
Hij is een beetje gehaast, dat is waar, maar dat komt omdat hij het wel nodig heeft, uiterlijk morgenavond.

    Ik heb uw brief over de boekhandel gekregen.
Ik zag dat u er geen rekening mee houdt dat er in uw familie wel eens een eigen kapitaal kan zitten, buiten de drukkerij en de boekhandel om.
U heeft ongetwijfeld gedacht dat dit er niet in moest staan. Ik kan niet goed begrijpen hoe u denkt met een heel klein aandeel een vennootschap te betreden waarin uw broer en zwager een heel groot aandeel hebben.
maar dat alles verandert niets aan de eigenlijke kwestie zelf. Ik spreek Gélis nog voordat u terugkomt.
Ik zal erop toezien dat ik vermijd om in de kleine details te treden.
Ik beperk me tot het uitvinden hoe zijn goede wil is en hem uw komst aan te kondigen, met als doel uw komende afspraak met hem.

    Gélis had me aangeboden het kapitaal voor de Poppenkasttent te laten doen, voor Duranty, want, zei hij, hun bedrijf kon zelf zo’n kleine zaak niet op zich nemen.
Maar toen hij hoorde dat Duranty zijn privilege wilde vergroten en in plaats van een kindertheater een echt theater met machines wilde stichten, met trucs, voor pantomimes die met echte acteurs gespeeld zouden worden (herkent u hier ook niet de invloed van Champfleury?), trok hij zijn belofte weer in.
Ik weet niet waarom Duranty nooit naar hem toe heeft willen gaan. Ik vertel u dit verhaal alleen maar als voorbeeldje van hoe makkelijk Gélis in zaken gaat.

    Ik heb twee vragen voor u.
1. Als het zaakje lukt (en ik denk te voelen dat het gaat lukken), en als uw zwager geïntimideerd raakt door de uitbreiding van dit handeltje en zijn medewerking weigert, kunt u dan rekenen op een morele invloed van uw moeder?
2. Als u slaagt, wat wilt u dan gaan doen?
Voor alles moet u goed oppassen om niet in de droom van een kolossaal fabricageplan tegen lage prijzen terecht te komen. Uw originaliteit moet ergens anders gaan zitten, en u weet dat de algemene tendens is dat de prijzen onhoog moeten.

    Boeken van twintig stuivers zijn de plaag van uitgevers als Lévy en Bourdilliat.
Als een van die heren instemde om er als eerste ermee op te houden, dan zou de ander verlost zijn. Zij doen elkaar wederzijds veel pijn, dat is alles.

    Ik denk dat dit een heel belangrijke kwestie is: een specialiteit krijgen.
Met een boek van 5 frank, een boek van 3 frank en een boek van 2 frank kunt u een belangrijke collectie van werken bijeenbrengen die goed of redelijk zijn en van goed fabrikaat zijn.

    Ik moet u bekennen dat ik al deze ideeën heb omdat ik dacht aan een paar zinnen die Delvau tegen me zei over uw toekomstige ambities.
Zover ik me kan herinneren, zei Delvau tegen me dat u veel wilde produceren en tegen heel lage prijzen. Ik denk dat dat uw ondergang zou betekenen.

    En een winkel? Andere kwestie.
Hier zit het grote voordeel in dat dit uw contacten zou vergroten en, omdat u ook de boeken van anderen zou verkopen, anderen ook verplicht zouden zijn om uw boeken te verkopen.

    Gisteren heb ik Bracquemond gezien. Ik vroeg hem of u hem opnieuw had geschreven.
Hij zei me van niet. En dus ben ik zo vrij geweest om hem zelf te informeren dat ik hem af zou helpen van het probleem dat hij steeds aan Fleurs moest denken, en dat hem nu alleen maar gevraagd werd de gravure in kwestie over te nemen in zijn geheel.
Dus, hij wacht op u. Overigens men heeft geweigerd hem het boek te lenen, daar waar u hem naartoe had gestuurd.

Schrijf me, ik ben ongerust. Uw toegewijde,

C.B.

Ik heb bij een afschuwelijke handelaar een pentekening van Delacroix gevonden.

  Inhoudsopgave     Volgende brief