Baudelaire, aan Dokter Véron. Parijs, vrijdag 19 oktober 1852.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode
AAN DOKTER VÉRON
Parijs, vrijdag 19 oktober 1852.
Geachte heer Véron,
Wat overkomt mij nu: mijn uitgever WIL dat zijn boek (Edgar A. Poe) op 10 januari wordt gemaakt, zoals de rest van onze overeenkomst dat oplegt. Het boek zal pas rond die tijd ook worden uitbetaald.
Ik heb dus heel weinig tijd voor mezelf. Maar al mijn boeken, manuscripten en meubels zijn voor het grootste gedeelte in onderpand gebleven voor de laatste termijn (en die boeken en manuscripten, plus mijn correspondentie met de mensen die de auteur hebben gekend, zijn onmisbaar voor het maken van het boek).
Als la Revue britannique me niet die gemene loer had gedraaid waar u van weet, en als ik het grote plezier had mogen hebben om een novelle van mij te kunnen publiceren en van tien of twaalf kronieken in uw krant, waarop ik recht had ervan te dromen, dan had alles op rolletjes gelopen.
Dan had ik mijn boek afgemaakt met het geld dat ik rechtmatig bij Le Constitutionnel had gekregen, en dan zou ik niet gedwongen zijn om u dit genante probleem op te biechten. Wilt u me uit de problemen halen?
Het gaat om 500 frank en nog iets.
Ik heb mijn geval, niet zonder schaamte, ook aan Roqueplan verteld, evenals mijn plan om u te schrijven.
Hij heeft me aangeraden om u alles te vertellen.
Maar hemel, ik had daar demoed niet voor en toen wilde ik u liever schrijven.
Als u mij de eer had gegeven en me een overeenkomst had aangeboden, dan had ik dat misschien kunnen gebruiken om aan wat geld te komen, maar ik had het in ieder geval dan niet meteen kunnen uitvoeren voor mijnheer La Guéronnière, want ik heb teveel haast door mijn nieuwe werk.
Daarom vind ik het ook maar beter dat de dingen er nu zo voor staan.
Ik heb geen tijd om kennis met hem te maken, en ik schaam me minder om u te schrijven dan om aan hem te vragen of hij er een novelle tussen wil stoppen.
Over vier of vijf dagen stuur ik u het werk waarover ik u heb verteld.
Ik neem aan dat uw geest dan vrij is en dat u zult kunnen beoordelen of het enige waarde heeft.
P.S. - Ik denk, - ik weet niet zo goed te vertellen waarom, - dat het onbeleefd en onnozel zou zijn indien ik u zou vertellen dat ik u dat geld binnenkort weer terug kan sturen.
U zult nu wel heel weinig vertrouwen in mij hebben, - financieel dan – en ik moet u overigens wel bekennen dat ik wel steeds moet geloven dat het onvermijdelijk is dat ik later met u gelukkiger literaire contacten zal hebben.
Met de meeste hoogachting en met grote dankbaarheid,
Charles Baudelaire.
Nog een P.S.
– Ik hoef u niet te vertellen dat de laatste keer dat ik in de gelegenheid was u te zien, ik nog niet wist in welke onverdraaglijk vicieuze cirkel ik opgesloten zou raken: geld zien te vinden om het te kunnen verdienen.
C.B.
Rue Pigalle 60.
Ik loop nu al drie dagen met deze brief rond in mijn zak.
Indien u vindt dat u mij dit verzoek moet weigeren, zou u dan zo vriendelijk willen zijn om als u mij ziet me het zelf te vertellen, zodat de weigering niet al te wreed voor me zal zijn.