Baudelaire aan Eugène Crépet. Parijs, vrijdag 11 Mei 1860.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN EUGÈNE CRÉPET
Parijs, vrijdag 11 Mei 1860.
Waarde vriend,
Alles is heel goed, behalve het verschil van 100 frank.
Ik vind het heel redelijk van u dat u eerst het manuscript wilt hebben, maar een week is veel. Er is misschien een manier om dat op te lossen: geen geld voor maandag, maar maandag 200 frank voor de volledige tekst van Hugo.
Daar is uiteraard een beetje welwillendheid van u voor nodig, maar aan de andere kant kan ik niet voor maandag een keuze maken voor een andere ik wil al mijn tijd besteden aan Hugo, ik denk dat ik degene ben die het op de meest uitgebreide manier kan doen, en dan zal het verschil dat erbij komt (ik bedoel die 200 frank) minimaal zijn.
Dit brengt me op de kwestie van de lengte.
Ik ben niet van plan om zestien pagina ’s te maken.
Ik ben uw redactieprijzen vergeten. Ik ben niet eens bezig met zo’n laaghartige overpeinzing.
Ik zal proberen om in maximaal tien pagina ’s te vertellen wat ik redelijk vind aan Hugo.
U moet wel toegeven dat als u mij verwijt dat ik te kort ben in mijn eerste teksten, dat u dan wel met een vreemde tegenstrijdigheid bezig bent.
U bent dus vergeten dat ik niets anders vroeg dan iets meer ruimte, en dat u mij die vreselijke voorwaarden hebt opgedrongen.
Ik had over Gautier, over Barbier, over Petrus Borel met veel plezier wel tien pagina ’s willen schrijven.
Als u tien pagina ’s aan Boileau geeft, wat geeft u dan wel niet aan Ronsard en Hugo?
Ik resumeer: ik zal naar Hugo schrijven om hem op de hoogte te brengen dat ik, klein en zwak, jegens hem alle rechten voor de vrijheid neem.
Ik beschouw die kleine dienst die u me vraagt te bewijzen omtrent de citaten als makkelijk (echt makkelijk, ik kan er niets anders over zeggen). Ik zal de politieke kwestie omzeilen.
Trouwens ik acht het niet mogelijk om over politieke satires te praten, zelfs niet om ze zwart te maken. Dus, als ik daar over zou praten, hoewel ik politiek gebral een teken van domheid vind, dan zou ik eerder voor Hugo zijn dan voor die Staatsgreep Bonaparte.
Dus, onmogelijk. Maar ik zal een beetje de maatschappelijke problemen, de utopie, godsdienst etc. aansnijden.
Ik krijg zojuist een brief van Hugo. Heel amicaal, tegen zijn gewoonte in, en erg spiritueel, wat nog vreemder is (wat Méryon betreft).
Dit alles zal onze zaak uiteraard vergemakkelijken.
Beantwoord al mijn punten. Vertel me welk nieuw personage, aangepast aan mijn karakter, ik zou kunnen nemen uit de tijdgenoten, om de waarde van deze nieuwe schuld aan te zuiveren.
Ik geef u uw proefdrukken terug samen met Hugo.
U weet dat ik alles altijd opschrijf. En dus heb ik de schuld van 245 of 265 opgeschreven.
Maar die heb ik niet bij de hand. Ik zeg het nogmaals, als u doorgaat met dit soort publicaties, dat Maturin dat allemaal gaat betalen.
En als u niet verder gaat dan het huidige werk, dan geef ik u een fiat voor iedereen.
Uw toegewijde,
C.B.
Als ik maandag niet om 11 uur bij u ben, kom dan naar mij toe om 5 uur.
Excuses voor deze brief zonder postzegel.