Baudelaire aan Louis Bellaguet. Parijs, 22 februari 1861.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN LOUIS BELLAGUET
Parijs, 22 februari 1861.

 

Geachte heer,

    Ik heb de eer gehad om begin januari aan de heer De Saux een verzoek te richten voor 500 frank voor mij en 500 voor een van mijn vrienden.
Het verzoek aangaande de heer Guys (van wie ik massa ’s tekeningen heb opgestuurd) gaat misschien via de afdeling Beaux-Arts. Ik heb gehoord dat die van mij rechtstreeks door u behandeld werd.
De heer De Saux ontving mij alleraardigst beleefd en hij zei tegen mij: over enkele dagen.
U zult gemakkelijk begrijpen dat ik uit vreselijke schaamte hem niet heb kunnen uitleggen waarom het zo urgent was, en in hoeverre het urgent was.
Voeg hierbij de verschrikkelijke angst die ik heb een ambtenaar te kwetsen wiens tijd besteed moet worden aan zoveel zaken en aan zoveel personen.
Ik richt me daarom met klem tot u en verzoek u om zo snel mogelijk die angst bij mij te kalmeren die al mijn geestelijke bewegingen verlamt en waardoor ik niet kan werken.

    Uit discretie had ik geen bedrag genoemd. De heer de Saux zelf vroeg het me, en toen ik hem zei: 500, toen vond hij dat bedrag heel sober en hij keurde het goed.

    Met mijn huidige problemen die zo veelvuldig zijn, kan ik niet precies zeggen waarvoor dit bedrag gebruikt zal worden; maar wat mij erg bezighoudt is dat ik me van een bundel wil ontdoen war ik geld schuldig ben en dan direct over te stappen naar de Revue européenne.
En, om complicaties die te lang zijn om nu op te schrijven, was deze affaire al zeer urgent enkele dagen geleden.

Excuseert u mij mijn brutaliteit en met de meeste hoogachting verblijf ik,

Ch. Baudelaire.

Rue d’Amsterdam 22.

  Inhoudsopgave     Volgende brief