Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, 1 september 1861.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, zondag 1 september 1861.
Lieve moeder,
Ik durfde je niet meer te schrijven en elke dag zei ik tegen mezelf: ze zal wel denken dat ik een dief ben, en ze zal zich bovendien wel inbeelden dat ik nooit meer kom.
Wat betreft de Revue fantaisiste (goed genoemd) had je het goed geraden.
Er waren verhinderingen voor me verzwegen, en die jongeman is pas terug uit Bordeaux gekomen.
Eindelijk heb wat geld kunnen vangen, en ik stuur je daar meteen de helft vast van per trein. De portokosten zijn betaald.
Ik denk dat ik je de rest deze maand nog kan geven.
Je weet trouwens wel dat mijn aloude intentie is dat ik je op deze manier steeds iets zou geven zonder lange tussenpozen.
-Helaas! Wat een plannen! Zullen we overleven?
Morgen of overmorgen pak ik een derde kist in met schilderijen en tekeningen (er komt nog een vierde), en dan vertrek ik om vier of vijf dagen bij jou te zijn. Ik zit alweer vol zaken en vervelende dingen.
Maar ik kan je antwoorden dat mijn leven deze keer in orde gaat komen ondanks alle problemen.
Ik zal je schrijven op de dag dat ik vertrek (de vierde of de vijfde). De waarheid is dat die reis zonder enig doel is, zonder positief doel, behalve dan je te omhelzen (ik kon het niet meer uithouden van ongerustheid) en ook om mijn geest op te frissen, en ook nog om af te sluiten en op orde te komen.
Ik laat mijn kleren, mijn boeken, mijn papieren in Parijs achter en een laatste schilderij dat heel groot zal lijken in jouw poppenhuisje.
Wat al die tekeningen betreft, ik weet echt niet waar ik die laten moet. Het zijn er geloof ik meer dan 300. Bij mijn tweede reis zal ik de rest van mijn spullen meenemen.
Ik zal een beetje werken gedurende die vijf dagen, en daarbij ook de spullen uitpakken.
Ik zou met moeite mijn zin om vanavond of morgen al te vertrekken hebben kunnen weerstaan, als ik vannacht geslapen had.
Ik heb op de tocht gezeten, en daardoor zijn mijn ogen, mijn tanden en mijn oren in een vreselijke staat. Dat is al zo sinds gisteren middernacht. En vandaag moest ik echt weg om onderzoek te doen in het Musée des dessins in het Louvre. Kun je nagaan hoe mijn ogen er nu uitzien. Twee bloeddoorlopen bolle lottoballen.
Ik was vergeten je de hoogte van het bedrag te geven: 200.
Neem het me niet kwalijk, ga niet mopperen tegen me. Ik was er zelf het slachtoffer van. Ik hoop je niet alleen de rest van die 500 frank te geven, maar ook nog de enorme rest, als ik, helaas!, niet helemaal afstomp.
Veel liefs. Tot gauw.
Charles.
Ik had al heel lang twee nummers van tijdschriften voor je. De ene is: La Revue des Deux Mondes, met een groot artikel van Pontmartin over de moderne poëzie. Dat is een imbeciel die dichters verbiedt om zelf hun onderwerpen te kiezen.
En de andere: Revue fantaisiste, met twee artikelen van mij: Pierre Dupont en Leconte de Lisle. Ik neem aan dat je Le Vavasseur en Banville al ontvangen hebt.
Maar omdat ik je niet durfde te schrijven voor de terugkomst van die kleine gek, die ik voor zijn onjuistheden zal laten boeten, stuurde ik je de tijdschriften ook niet op.
En vandaag is het tijdstip verstreken om belasting te heffen op drukwerk.
Ik ben vergeten een reçu bij de spoorwegen te vragen. Dus als je het ontvangen hebt, stel me dan gerust.
C.B.
De port is betaald.