Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, 11 oktober 1860.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, 11 oktober 1860.
Ik heb, helaas, maar twee zinnen om je te antwoorden: mijn schulden zijn verdubbeld door de noodzaak dat alle schulden na een bepaalde tijd verdubbeld moeten worden door al diegenen die dat soort kwesties berekend hebben.
Ik was eerst 10.000 frank schuldig aan de heer Arondel, en nu ben ik hem al een paar jaar 15.000 frank schuldig.
Ik moet lenen om te betalen. En om je een nieuw voorbeeld te geven, het geld dat ik sinds zestien maanden verdien met de reproductie van mijn werk, gaat allemaal naar de rente van een nieuwe schuld van 3.000 die ik heb gemaakt voor mijn verhuizing naar Honfleur.
Bovendien gaat het totale bedrag maar omhoog omdat het zo moeilijk is om te werken met zulke vreselijke problemen, terwijl de uitgaven gewoon doorgaan. Jij pijnigt je hersens af, je fantaseert duizend dingen om het te begrijpen, in plaats van gewoonweg te zeggen: de Gerechtelijk Raadsman! Die vreselijke fout die mijn leven geruïneerd heeft, die elke dag van mijn leven verlept heeft, en die al mijn gedachten met haat en wanhoop gekleurd heeft. Maar dat begrijp jij niet van mij.
Nu ga ik serieus praten, zonder hoogdravendheid, over zeer trieste gedachten.
Ik kan eerder dan jij komen te overlijden, ondanks die duivelse moed die me al zo vaak overeind gehouden heeft.
Wat mij al achttien maanden ervan weerhoudt, is Jeanne.
(Waar zou zij na mijn dood van moeten leven, want jij zou dan al mijn schulden met dat wat ik nalaat moeten betalen?) nog meer redenen: jou alleen laten!
En je achterlaten met het verschrikkelijke probleem dat je het zou moeten zien te redden in de chaos die alleen ik kan begrijpen!
Alleen het idee van een voorbereidend werk om het inzicht van mijn zaken te vergemakkelijken is voldoende om me te laten terugdeinzen voor een daad die ik als het meest verstandige in mijn leven beschouw.
Ik moet alles vertellen, ik heb een trots die me ondersteunt, en een wilde haat tegen alle mensen.
Ik hoop altijd dat ik kan domineren, me wreken, ongestraft brutaal mag worden, en andere kinderachtige dingen.
Enfin, hoewel ik je noch bang wil maken noch iets aan wil doen, noch je wroeging wil bezorgen, denk ik dat ik mag geloven dat ik op een mooie ochtend een aanval kan krijgen, want ik ben het echt zat, en ik heb nooit plezier of veilige zekerheid gekend.
Wel na jouw dood, dat is duidelijk en zeker. Want de angst dat ik je pijn zal doen tijdens je leven kan mij nog stoppen, maar dat als jij dood bent, niets mij meer kan tegenhouden.
Welnu, om de waarheid te zeggen, om het goed te benadrukken, er zijn twee liefdadigheidsideeën die me tegenhouden, jij en Jeanne.
Het mag dus duidelijk zijn dat ik niet voor mijn plezier leef. Ik kom nu ter zake. Wat het lot ook moge zijn dat zich van mij meester maakt, als ik, na de lijst te hebben opgemaakt van al mijn schulden, plotseling zou overlijden, en jij zou nog leven, dan zou je iets moeten doen om die oude schoonheid, die nu veranderd is in een zwakzinnige, wat verlichting te geven.
Al mijn literaire overeenkomsten zijn in orde, en ik ben ervan overtuigd dat er een dag komt waarop alles wat ik gemaakt heb heel goed verkocht wordt. Volgens de gebruiken ben ik verplicht om jou als erfgename aan te wijzen. En de Gerechtelijk Raadsman heeft me, God zij dank! - niet het recht ontnomen om te testeren.
Ik herhaal: mocht ik, door een ongeluk, ziekte, wanhoop, of andere oorzaak, me niet meer bevinden in de toestand van het probleem van het leven, dan moet je voor de verlichting van dat meisje, na verstandige en zeer schandelijke betaling van mijn schulden, dat wat overblijft aan haar opofferen, plus de opbrengst, hoe klein ook, uit de verkoop van mijn gedichten, mijn vertalingen en mijn proza. Maar jij hebt geen enkel verstand van zaken.
(Een broer van haar is gevonden, die heb ik gezien, met wie ik gepraat heb, en die haar uiteraard ook te hulp zou komen. Hij heeft geen bezittingen, maar verdient wel geld.)
Ik herlees net alles wat ik zojuist heb opgeschreven, en echt gezien jouw zwakte, is het schandelijk je het te moeten opsturen.
En toch heb ik er de betreurenswaardige moed voor. Het zal dan ten minste goed zijn om je te laten zien met wat voor ideeën ik gewend ben te leven sinds ik besta.
Positief nieuws nu.
Geen enkel bericht over het Toneel. Terwijl ik eindelijk tevreden ben met mijn plan.
Ik had niet gedacht dat ik zulke nieuwe moeilijkheden nog zou kunnen overwinnen.
Ik heb absoluut de grootste minachting voor dergelijke banaliteiten, maar ik denk maar dat er aan het eind van dit soort werk misschien wel 50.000 frank zit.
Wanneer ik bedenk dat ik met een eenvoudige brief van tevredenheid van de directeur van Le Cirque in een maand wel 3000 frank kan lenen! Mijn droom is, dat weet je, om literaire kwaliteiten samen te smelten met de tumultueuze regie van het boulevardtheater.
Mijn biografie verschijnt samen met mijn portret.
Volgend probleem. Wat kan ik voor inlichtingen verschaffen, behalve verfoeilijke? Jouw publieke hoogachting, je weet wat ik daar van denk.
Maar dan nog moet je, als een acteur, in een waardige houding verschijnen. Ik heb die geweldige heer Cardine als hommage en teken van sympathie mijn Paradis gestuurd.
Ik heb een klein appartementje in Neuilly gehuurd, zodat ik geen voet meer in een hotel hoef te zetten.
Ik heb er mijn meubels naartoe laten brengen, die zijn in een slechte staat, en ik moet je bekennen dat ik had gerekend op een laatste welwillendheid van jou om het in orde te laten maken en er nog een bed bij te kopen, een tafel, etc…
En toch zit ik nog in het hotel.
Les Fleurs du mal liggen onder de drukpers.
Vreselijke affaire.
Het is een boek dat altijd zal verkopen, als justitie zich er tenminste niet weer mee bemoeit. Er zitten vierendertig nieuwe stukken bij, en die heb jij bijna allemaal al onder ogen gehad. De rest verschijnt bij L’Artiste. Maar ik ben zeer perplex.
Er zit een voorwoord in proza in, met een zeer heftige ironie.
Ik twijfel of ik het wil laten drukken, en tegelijkertijd zal ik er nooit genoeg van krijgen om Frankrijk te beledigen.
Ik ga weg bij de Calonne, met een risico op een proces.
De heer Buloz heeft me aangeboden om bij hem te komen, ook al moet hij dan enkele schulden voor mij betalen, indien ik die bij de Calonne gemaakt heb. (En dat heb ik ook.)
Er is weer sprake geweest van die belachelijke eremedaille.
Ik hoop echt dat het voorwoord van de Fleurs dat voor altijd onmogelijk maakt.
Ik heb trouwens moedig op die van mijn vrienden geantwoord die deze opening voor me had gemaakt: “Twintig jaar terug (ik weet dat wat ik zeg absurd is) was dat leuk geweest! Maar vandaag de dag wil ik een uitzondering zijn.
Alle Fransen mogen een medaille krijgen, als ik er maar geen hoef. Nooit zal ik mijn zeden noch mijn stijl veranderen. In plaats van een medaille, zouden ze me geld, geld en nog eens geld moeten geven.
Als zo’n medaille 500 frank kost, laten ze me dan 500 frank geven, als zoiets maar 20 frank kost, dan geven ze me maar 20 frank.” Kortom, ik heb boerenkinkels beantwoord als een boerenkinkel. Hoe ongelukkiger ik word, hoe groter mijn trots is.
Ik omhels je, met veel verdriet.
Ik houd van je, met heel mijn hart. Je hebt dat nooit geweten.
Er zit tussen jou en mij dat verschil dat ik je van binnen en buiten ken, terwijl jij nooit mijn miserabele karakter hebt kunnen inzien.
Charles.
Ik heb aandachtig alles gelezen wat je schreef over die verzakking van de grond in de tuin. Wat een misère. Arm huisje!
Als ik de kracht en de gezondheid heb om al mijn kwellingen te overleven, dan neem ik me plechtig voor om het niet alleen nooit te zullen verkopen, maar ook om er nooit een hypotheek op te nemen.
Je hebt niet eens de moeite genomen om aandachtig het tweede deel van mijn laatste lange brief te lezen. En die ideeën die ik je voorlegde had ik nog wel goed afgemeten, overdacht,uitgedacht en afgewogen.
Ik heb het over de brief waarin ik je bekende dat die schuldeisers me het geld hadden afgetroggeld, wat me met een speciaal doel in bewaring was gegeven door iemand.
Opnieuw veel liefs van mij.
C.B.