Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, 15 november 1859.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, 15 november 1859.
Wat bezit jij een buitengewoon voorstellingsvermogen!
Ik heb het moeten uitvinden om het te begrijpen of liever te raden aan de hand van je slechte uitleg.
- Je hebt niet gevraagd wat voor soort document het was.
- Je hebt (na te hebben gezegd dat ik afwezig was) niet het adres van de bankier gevraagd.
En wat een vreemd idee te willen dat de Bank gevoelens heeft en dat hij gaat raden dat je pijn aan je zenuwen krijgt door jou een handtekening te vragen omdat ik er niet bij ben!
Want, als je denkt dat wie dan ook een wissel opstelt voor mij door aan de bankier aan te bevelen jouw acceptatie te eisen, dan droom je, dat is van de gekke.
Een wissel kan alleen maar worden getoond bij de termijnafloop… dus dit is geen wissel.
En je zou daarbij mijn handschrift hebben herkend.
Een maand voordat de termijn afloopt komt men vragen om mijn handtekening, of, als ik er niet ben, om de jouwe.
Dat is een voorzorgsmaatregel om te zien of ik het accepteer, of ik het waardepapier als echt erken.
Niemand heeft het recht om jouw handtekening te vragen.
Deze voorzorgsmaatregel wordt maar heel zelden toegepast, en alleen maar voor wissels, en ik kan die bankier niets verwijten.
Want het had heel goed gekund dat iemand aan wie ik niets schuldig ben mij een wissel stuurt.
Dus het is een wissel.
Hierbij mijn acceptatie die ik niet in een enveloppe doe, zodat het zegel van de post de authenticiteit ervan garandeert.
Die moet naar de bankier gestuurd worden, en je hebt me zijn adres niet gestuurd.
Echt moeder, dit alles had me enorm aan het lachen gemaakt, als ik niet had geweten dat je volgens je gewoonte je heel oprecht zo je hoofd op hol brengt.
Behalve Machiavel en Condorcet, waar ik nog niet eens aan begonnen ben en die ik in Honfleur ga doen, zijn alle werken die zijn aangekondigd op de rug van mijn brochure helemaal af en die zullen volgend jaar per maand verschijnen, 1 deel per maand.
Les Notices littéraires zijn af. Eureka is af.
Etc., etc….
Ik heb je niet de nummers van La Revue de Genève gestuurd, omdat het werk dat ik er ga laten drukken(Eureka) is voor jou van een onbegrijpelijke aard, en is bovendien ook nog eens veel duisterder geworden door de ontelbare drukfouten van die imbecielen.
Dat gerommel dat je in mijn twee kamers hebt veroorzaakt verontrust me nogal.
Maar dat zal ik binnenkort dan wel zien.
Ik heb me vergist, dat denk ik tenminste, voor de thee die ik je heb gestuurd.
Ik heb het idee dat ik een andere in mijn hoofd had.
Ben je blij met die brochure? Ik bedoel niet over mezelf.
Ik bedoel de vorm die Malassis eraan heeft gegeven, karakters en papier?
(Die schuld van Malassis komt af.
Zo zijn er van de vijf werken die hier zijn aangekondigd, vier die van hem zijn voor een oplage van 110 exemplaren waardoor mijn schuld met minstens 1200 frank wordt verminderd.)
Ik omhels je en alsjeblieft verzin niet meer van die verschrikkelijke dingen.
C.B.
15 november 1859.
Noot voor de bankier uit Honfleur bij wie zich de wissel van de heer Poulet-Malassis bevindt opgemaakt voor mijnheer Baudelaire.
Ik heb kennis van de wissel van duizend frank, aflopend 12 december aanstaande, te betalen in Honfleur, en gericht aan mij, door de heer Auguste Poulet-Malassis, drukker te Alençon, place d’Armes, en boekhandelaar te Parijs, rue des Beaux-Arts 9.
Ik kan de reis van Parijs naar Honfleur niet maken voor een handtekening, maar ik herken en accepteer volledig deze wissel van mijnheer Malassis met wie ik in zakenrelatie sta voor zaken met betrekking tot boekhandel en drukkerij.
Ik zal de eerste dagen van december weer in Honfleur zijn, en de wissel zal betaald worden de 12e.
Reeds meerdere malen, heb ik wissels van mijnheer Malassis in Honfleur betaald, en dit is de eerste maal dat deze voorzorgsmaatregel is genomen om me om mijn acceptatie te vragen.
Ch. Baudelaire.
In Parijs,
rue d’Amsterdam 22.
In Honfleur,
Rue de Neubourg.