Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, 21 juni 1861.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 21 juni 1861.

 

Lieve moeder,

    Toen ik gisteren je mijn eerste lading aankondigde, ben ik vergeten je prachtige brief te beantwoorden, die laatste, zo goed en tegelijkertijd ook zo lachwekkend.
Alleen moeders hebben dat aparte privilege om lachwekkend te zijn zelfs wanneer zij respect en erkenning opwekken.

    Ik bedoel de brief waarin je me uitlegt dat je dringend zaken nooit moet uitstellen tot morgen en dat alle nauwgezetheid zijn beloning krijgt.

    Wat me erg geraakt heeft, is je bezorgdheid. Wat me deed lachen, was dat je me iets wil leren wat ik allang weet.
Ik geef mezelf mijn leven lang al sublieme en onweerlegbare preken, die me nooit genezen hebben.
Ik ben en was altijd tegelijkertijd redelijk en zondig. Helaas! Misschien ontbreekt het mij aan zweepslagen die kinderen en slaven krijgen.

    Bijna al mijn zaken zijn geregeld.
Ik pin me nog vast op twee of drie dingen.

    Wanneer ik rustig mijn situatie bekijk, zie ik dat er niets verloren is.
Ik zou groot kunnen worden.
Maar ik kan mezelf ook kwijtraken, en alleen een reputatie achterlaten van een vreemde man.

    Alles hangt af van de gewoonte.

    We zullen er lang over praten.

    Veel liefs, en ik dank je uit de grond van mijn hart voor je hartverwarmende betuiging die je mij ten dienst stelt, en het is zeker dat ik dat nooit gehad heb voor mensen die dat het meest verdienden.

    Ik schrijf je dit nu in een van die serieuze momenten waarin ik mezelf de biecht afneem.

C.B.

  Inhoudsopgave     Volgende brief