Baudelaire aan Madame Aupick, Parijs, zondag 28 februari 1858.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, zondag 28 februari 1858.
Lieve moeder, hier is de laatste brief die ik je zal schrijven over dit vreselijke verhaal. Want ik zal je wel vermoeien met mijn woede.
Voor alles, ben jij uiteraard onschuldig hierin.
Hoe had ik kunnen denken dat jij dergelijke monsterdaden had gewenst?
Je hebt je vergist. Je bent bedrogen.
En je was natuurlijk zo opgetogen over mijn besluit dat ik zou komen, dat je me niet in de weg zou willen staan.
Alleen blijft het allemaal zo onverklaarbaar voor mij.
Na mijn eerste brief die ik gisterochtend had geschreven, die brief waarin ik weigerde, had ik me er al helemaal bij neergelegd, ik had besloten voor moed en geduld te kiezen, ondanks de vreselijke week die morgen begint, toen ik ineens hoorde dat de schurk trouw was gebleven aan zijn afzichtelijke gewoontes.
Als hij me nu nog was komen bezoeken, en me had gezegd: Ik heb geld voor u, maar behalve de schulden die onvermijdelijk door u betaald moeten worden, wens ik de rest zelf te betalen.
We zullen het erover eens kunnen worden.
Dat zou onaangenaam geweest zijn, maar wel loyaal.
In plaats daarvan – wat gaat hij doen!
Ach nee, ik kan niet doorgaan zonder dat walging en de woede weer bij me naar boven komen.
En dat hij zich dan compromitteren en mij compromitteren jegens mensen die onder zijn rang en stand staan.
En die walgelijke dialoog!
En die bedreiging dat hij niets zou betalen!
En dan verzoeken om mij niets daarover te vertellen!
Dit moet je gaan doen: dat heb je vast al gedaan op het moment dat ik dit schrijf.
Je moet hem niets meer schrijven, behalve een klein briefje om hem te vertellen dat we zijn geld niet meer nodig hebben.
Zijn geld!
En ik was in mijn brieven nog wel vergeten om het met je te hebben over de kwestie van de rente, omdat ik dacht dat zoiets automatisch vaststond!
De fout was dat ik rekende op een huursoldaat alsof het een vriend was, - hetzelfde verhaal als met Valère!
Nu ga ik met gelatenheid een nieuwe periode van martelaarschap in, die wel verergerd is door dit alles, en door de verloren hoop.
Zal het me lukken om het benodigde geld bij elkaar te krijgen, - en wanneer?
Zodra ik weer een beetje rust heb (relatief dan) dan zal ik eraan denken om mijn persoonlijke ruzie met hem uit te spreken, en dat zal ernst zijn, dat zweer ik je.
Mijn God! Hij zal ook wel bij Mijnheer Chaix d’Est-Ange zijn gaan zitten, om al zijn afzichtelijke geroddel kwijt te kunnen, - en vooral om kennis te maken.
Wat een dienstbodeachtige laagheid.
Wat een jammerlijke dag gisteren, die ik van plan was te vullen met werk en veel correctiewerk van drukproeven!
Want voordat ik vertrek ik wilde af zijn van mijn ongerustheid over het derde deel van mijnheer Lévy.
Nou, mooie dag was dat! Net als mijn ingebeelde reis naar Honfleur, die me heel wat gekost heeft nu.
En hoe gaat dat nu aflopen?
Ah, het is geen verwijt, moeder. Maar ondanks alles wat ik je de afgelopen jaren heb geschreven, ben je toch doorgegaan met vertrouwen in die man te hebben, en nooit vertrouwen te hebben in mij.
Begrijp je nu wat voor gevaar die onhandige geesten en slechte zielen ons doen lopen?
En dan die grove beledigingen tegen mij! Heb ik zelf ooit gelogen soms?
Besteed ik soms moeite aan liegen, ik die eerder cynisch ben?
En wie kiest hij uit als vertrouwenspersoon voor zijn beschuldigingen?
Gisteravond sloot ik de dag af met koorts en een zenuwaanval die de hele nacht duurden.
En uiteindelijk moest ik ’s ochtends heel erg overgeven en dat luchtte een beetje op.
En omdat het vandaag iets minder koud was ben ik naar buiten gegaan om een luchtje te scheppen.
Wat zijn al die mensen die kunnen werken allemaal gelukkig! Ik benijd hen zo.
Adieu. Schrijf me.
Charles.