Baudelaire aan Malassis. Parijs, zondag 25 september 1859.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, zondag 25 september 1859.
U heeft zich veel te veel gehaast om me een pakket dommigheden op te sturen.
Ten eerste, ik heb niets van u gestolen! Moet ik denken dat u helemaal gek bent?
“Heeft u dit geld gekregen? Als u dat gekregen heeft, dan zal ik niets zeggen, hoewel in onze verbale en schriftelijke termen staat dat het dan van mij is.
Maar ik zal naar mijnheer de Calonne schrijven, etc.”
Als u naar Parijs komt, zal de Calonne ongetwijfeld uit Venetië terug zijn (u heeft dit detail blijkbaar vergeten) en dan kunt u als u mijn boekhouding opvraagt, verifiëren dat ik geen cent verduisterd heb.
Dat zou hij trouwens niet goed gevonden hebben.
Er was afgesproken tussen hem en mij dat hij u deze maand te hulp zou komen. Manuscript afgeleverd, manuscript betaald.
Op een avond is hij opeens vertrokken naar Venetië.
Ik weet dat hij over mijn affaire heeft gepraat tegen Hervé. Maar bij afwezigheid van de Calonne wordt er nooit iets gedaan, ondanks alle aanwijzingen en aanbevelingen, en ik, alleen ik was degene die moeite heeft gedaan om kennis te maken met ene mijnheer Bichet, administrateur, om hem over onze geheime zaakjes te vertellen.
Ik heb niets ingeleverd. Er is een manuscript in Honfleur, er ligt er een op mijn bureau en een derde begint.
Als u in Parijs bent zal ik zoveel mogelijk in één keer inleveren, ik zal overeenkomen wat ik kan aanleveren per maand, en dan laten we mijn boekhouding opmaken.
Voor wat betreft Michel Lévy, oude dingen worden zo zelden herdrukt dat ik het niet meer merk.
Uw aanzegging zal als resultaat hebben dat me de prijs van Eureka ontnomen wordt die ik wilde besteden aan het kalmeren van de problemen waarmee die idioot van een Morel me opscheept, of aan misschien iets dat nog urgenter is.
Nu dan de inhoud van de brief die ik u eergisteren wilde schrijven:
- Als ik u zie, zal ik een brief maken waarmee u toestemming krijgt om (in een keer of twee keer) aan mijnheer Carlos de Rode die 600 frank (misschien meer) te vragen die ik nog moet krijgen voor Eureka. – 600.
- Alles wat ik aan mijnheer de Calonne de laatste drie weken van oktober lever zal automatisch aan u worden uitbetaald (in wissels of geld).
Ik ben hem 500 frank schuldig.
Hij heeft waarschijnlijk 200 frank aan verzen te betalen.
Dus, 300 frank. L’Opium maakt er 600 van. De twee stukken waarover ik het straks had maken 800. Ik mag dus aannemen dat La Revue u 1000 levert. - En als laatste had ik vaak verteld over een grote som geld die ik van Hostein krijgen zal, daarvan zal ik zelf u de helft geven.
En dat allemaal de volgende maand, voor de 30e.
Het klopt dat dit niet 3300 frank maakt. Maar voor het moment gaat mijn hoop niet verder dan dat.
Het is noodzakelijk dat we Calonne zien. Zijn zaken gaan goed, ik zal u mijn boekhouding laten opmaken, en dan zult u die grote fout betreuren die u me geschreven heeft.
La Revue Française is verkocht. Ik weet niet aan wie.
Ik weet dat het Ministerie er zin in had om de kleine waarde ervan naar L’Européenne te brengen.
Ik geloof dat Morel een of andere nieuwe blunder heeft begaan. Hij heeft nooit naar de mensen van het ministerie willen gaan bij wie ik mijn best gedaan heb voor hem, tot en met mezelf compromitteren toe.
Ik moet (METEEN) 2 wissels van elk 410 frank hebben. Denkt u nou dat ik met dat pak geld van 820 naar die Monselet van u ga die nooit de discontering heeft gedaan, en die, naar men zegt, failliet is?
Ik wil een van die wissels aan Tenré geven en de andere aan Gélis. Zij zullen misschien zien dat er 400 frank ontbreekt. Wat geeft het?
Ik moet u nog echt iets vertellen over Delacroix.
Ik heb voor u iets gedaan wat ik nooit voor mezelf had durven doen. U moet, of het lijkt me minstens dat u bij hem op bezoek moet gaan. (Op zondag, om 2 uur.) ten eerste, herinnert u zich nog wat hij gezegd had:
“Omdat u wilt dat ik een vriend van u plezier doe, zal ik hem een zo groot mogelijk plezier doen.
Dus zal ik een schilderij voor hem maken.”
En uw bezoek zal tot nut hebben dat hij zal zien dat u ongeduldig bent.
U begrijpt dat hij me niets schuldig is en dat ik hem nu niet kan lastigvallen opdat hij zich haast, zoals u me zou lastigvallen voor drukproeven.
Hoe dan ook, ik vind dit een heel goede manier om u in contact met hem te brengen.
Vergeet niet dat hij al jaren werkt aan een woordenboek voor de kunst, en dat ik een gedeelte van het manuscript heb gezien.
U kunt de wissel bij mij thuis ophalen, of anders stuur ik hem op naar u.
Als u hier bent, dan zal ik u een paar zinnen uit uw brief oplezen, nadat ik u eerst de hand geschud heb, want ik neem uw ruzieachtige bedreigingen niet serieus.
De brief van Hugo komt waarschijnlijk dinsdag of woensdag aan en zal geweldig zijn, denk ik wel.
Heeft u de wissels van Christophe en Boyer ontvangen?
En die van mij (2500), wat heeft u daarmee gedaan?
Als u die gebruikt hebt, dan moet ik de data hebben.
DAT IS HEEL BELANGRIJK.
Geheel de uwe.
Ch. Baudelaire.
Vergeet Henri Blaze niet.
Men vraagt me steeds om Les Fleurs du mal. Dat is me gevraagd bij Lévy.
Montégut toont betreurenswaardige tekenen van manies.