Baudelaire aan Mme Aupick, Firmin Maillard. Parijs, 29 juni 1859.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN FIRMIN MAILLARD
Honfleur, juni 1859.
Men heeft het me een keer aan mijzelf laten zien, het was een heel onaangename Baudelaire en die verwarring was niet vrolijk voor mijn ijdelheid.
Ik ben niet zo afstotelijk als le Figaro hem heeft willen overtuigen…
AAN MADAME AUPICK
Parijs, 29 juni 1859.
Lieve moeder, als je me iets te schrijven hebt, schrijf dan naar La Revue Française, rue du Pont-de-Lodi nummer 5.
Ik heb Ancelle al wreed gekweld opdat hij je op de juiste datum minstens 160 frank stuurt.
Ik zal daarbuiten nog 68 frank voor je op de post doen, en ik zal zelf ook nog geld voor je meenemen.
Nu kan ik je de werkelijke reden vertellen waarom ik wilde dat je dat geld de 29e zou hebben, het is omdat ik de 30e of de 1e 160 frank aan Malassis moest betalen, die in Honfleur zal worden opgehaald.
Ancelle heeft bij de grote goden gezworen dat hij je die vanavond de 29e zal opsturen met de spoorwegen, en in dat geval zal je het morgen om 2 uur hebben.
Maar ik eet vanavond bij hem en als hij het weer vergeten is, dan zal ik hem in het nauw drijven tot aan het station opdat hij het opstuurt waar ik bij ben.
Als jij het dus morgenmiddag om 2 uur niet ontvangen hebt, dan moet je onmiddellijk, voor 4 uur in de namiddag hem schrijven om het van hem te eisen. Je kent zijn slordigheid.
Ik heb die 600 frank van La Revue Française nog niet gehad. Als dat wel zo was, dan zou ik me niet zo verlagen om me met Ancelle bezig te houden, en dan zou ik je het geld zelf sturen.
Ik ben al helemaal uitgeput van vermoeidheid, en ik ben al twee keer verhuisd.
Ik omhels je met heel mijn hart.
CHARLES.