Baudelaire aan Mme Aupick. Parijs, donderdag 18 november 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, donderdag 18 november 1858.

 

Lieve moeder,

    Laat me je dit zeggen: je kwelt me onnodig.

    Nee, nee, nee, nee, waar je bang voor bent dat gebeurt niet.
  (je zegt altijd: in februari, je bedoelt: in april.)

    Ik ben blij dat die schouw af is, ik zou gelijk willen vertrekken.
Hier dan, omdat je alles wilt weten, wat ik nog wil doen:

4 dagen in Parijs (literaire affaires en bezoeken)
1 dag om naar Alençon te gaan.
1 dag om terug te komen.
1 dag in Parijs om drie nieuwe kisten in te pakken.
Eindelijk vertrekken.
1 dag in Le Havre.
9 dagen.

    Dat doet me veel pijn, dat je zo bang bent.
Wat een vreselijk voorstellingsvermogen heb je en wat een vermogen om te lijden!

    De ochtend waarop ik allerlei zaken in Alençon ga regelen, zal ik je schrijven.
Je hebt er goed aan gedaan dat je alle beledigingen hebt uitgegumd die je me wilde schrijven, want je zou mijn plezier verpesten dat je me doet door me teveel verwijten te schrijven.

    Ik ben zeer verbouwereerd.
Je zou eens moeten denken aan de vele relaties die ik heb en dingen die ik moet regelen.

    Ik omhels je met heel mijn hart en alsjeblieft maak je niet ongerust.

Ch. Baudelaire.

Ik ben zo in de war dat ik mijn naam teken alsof ik aan een vreemdeling zit te schrijven.

  Inhoudsopgave     Volgende brief