Baudelaire, aan Mme Sabatier. Parijs, dinsdag 12 januari 1858.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME SABATIER
Parijs, dinsdag 12 januari 1858.
Beste vriendin,
Als Mosselman mij echt heeft gezien, dan heeft hij me in een wel heel deplorabele staat gezien, omdat ik overal een rijtuig zocht.
Ik was er net in geslaagd om de benauwdheid met ethertabletten te verhelpen en de kolieken met opium, toen een ander ongeluk me weer overkwam.
Ik kan niet of nauwelijks lopen.
En als ik een trap af moet lopen in mijn eentje, is het een heel gedoe.
En als toppunt van rampzaligheid moet ik zoveel dingen doen en regelen. Ik hoef u niet te vertellen dat het belachelijke van mijn pijn me meer pijn doet dan de pijn zelf.
Ik zal over een paar dagen bij u komen, maar dan wel als ik niet meer mank loop en me vrolijk voel, u kent mijn principes.
Er is me, en dat heeft met u te maken, een klein verdrietje overkomen dat ik wel kan bekennen want het is niet meer te repareren. Ik had, tegen het einde van de maand, twee waaiers gezien of liever twee empire modellen van waaiers die heel mooi beschilderd waren, waarvan de ene het schilderij Thésée et Hippolyte van Guérin was.
Ik wilde u die cadeau geven, omdat ik weet dat u zo dol bent op dingen uit die tijd. Maar ik had ten onrechte gedacht dat niemand dezelfde ideeën heeft als ik en dat dingen oneindig op me zullen wachten in winkels. Toen ik er weer heen ging, waren ze verdwenen.
Ik dank u voor de uitmuntende literaire raadgevingen die u mij geeft. Ze zijn abstract en algemeen gezien heel goed, vooral omdat ze uit een goed hart komen, maar ik verzeker u dat ze, in het huidige geval, ongelijk hebben.
Voordat ik definitief ga verhuizen, moet ik eerst van alles af dat ik niet daar kan doen.
Hartelijke groeten aan Mosselman.
All yours,
Ch. Baudelaire.