Baudelaire aan Nadar. Honfleur, 14 mei 1859.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN NADAR
Honfleur, 14 mei 1859.
1
Mijn beste Nadar,
Ik ben een droeve ziel.
Ik was zo verstrooid om mijn moeder op een klein reisje te laten gaan zonder haar om wat geld te vragen, en nu zit ik hier alleen, wel met slagersvlees, brood etc., maar absoluut zonder een cent, en ik ben blootgesteld aan een massa ongemakken die uit deze plaag voortkomen.
Ik dacht dat als je dat niet echt te erg vindt, je misschien zo liefdadig zou willen zijn (onmiddellijk, helaas!) me een postwissel van 20 frank te sturen, die ik je de 1e van de maand weer terug geef, als je ermee instemt om niet te hard te lachen om deze belofte.
Ik moet echt rond die tijd naar Parijs. Als je me de gratie verleent om meteen aan me te denken voor 5 uur vandaag dan kan ik je antwoord overmorgen in de ochtend hebben. Ch. Baudelaire, Honfleur, Calvados, dat adres is voldoende.
Om je een idee te geven van mijn problemen, om deze belachelijke vraag recht te praten, stel je voor, ik moet een paar uur naar Le Havre gaan (en denk nu niet dat het om een losbandig doel gaat) en dat ik dat niet kan, vanwege bovengenoemde kwestie.
2
Er is hier een café die bij hoge uitzondering jouw krant ontvangt, zodat ik met plezier voor mijn ogen de waanzin, onrechtvaardigheden, strelingen voor de imbecielen en alle bizarre dingen voorbij zie komen waaruit de uitzonderlijke aard van Nadar is samengesteld.
Laatst is je overkomen, toen je spotte met mensen die een passie voor katten hebben of hadden, dat je Poe met Hoffmann verwarde.
Je moet weten dat er geen KAT in Poe zit, behalve eentje die men een oog uitsteekt en ophangt, en waarvan de opvolger, ook een eenoog, gebruikt wordt om een misdaad op te lossen. Iets korter geleden heb je, ik weet niet waarom, heb je de fantasie gehad om over een Belgische of Poolse dichter me een onaangenaam woord in het gezicht te slingeren.
Ik vind het moeilijk om als Prince des Charognes door het leven te gaan.
Je hebt ongetwijfeld niet een massa dingen over me gelezen, die allemaal gebakken lucht zijn. Daarna, omdat je zo gek bent, moet je hebben gedacht: Ik zal hem eens plezier doen!
3
Als je een engel was, dan zou je een kunsthandelaar genaamd Moreau in de rue Lafitte, Hôtel Lafitte, het hof gaan maken. (Ik ben zelf zeker van plan om hem het hof te maken voor een algemene verhandeling die ik aan het voorbereiden ben over de Spaanse schilderkunst.) en dan zou jij van die man toestemming krijgen om een mooi dubbel fotoportret te maken naar La Duchesse d’Albe, van Goya (typisch Goya, echt authentiek).
Het tweeluik (ware grootte) hangt in Spanje, waar Gautier ze heeft gezien. In het ene schilderij is de Hertogin gekleed in een nationaal kostuum, en in de pendant is ze naakt, en in dezelfde houding, liggend op haar rug.
De trivialiteit van de pose verhoogt zelf de charme van de schilderijen.
Als ik me ooit zou overhalen om jouw vreselijke argot te gebruiken, dan zou ik zeggen dat de Duchesse een bizarre niemendal is.
Ze lijkt gemeen, met haar als Silvestre, en haar borst verbergt de oksel, en ze heeft een licht strabismus sursum vergens en divergent.
Als je een hele rijke engel was, dan zou ik je aanraden ze te kopen.
Dat is een gelegenheid die zich niet twee keer zal voordoen. Beeld je een Bonington of een galante en wilde Déveria.
De man die ze heeft vraagt er 2400 frank voor. Dat is vast niet veel voor een gepassioneerde liefhebber van Spaanse schilderkunst, maar het is ook enorm veel vergeleken met wat hij ervoor moet hebben betaald. Want hij heeft me toevertrouwd dat hij ze van de zoon van Goya heeft gekocht toen deze in grote geldproblemen zat.
Als je tegen die man zegt dat je er een paar foto’s van wilt maken, dan is hij bang dat hij het je moet toestaan juist vanwege je beroemde naam.
Overigens, de schoonheid van Goya wordt over het algemeen maar weinig begrepen, en daarom is het beter dat je er maar twee maakt, de ene voor jou en de andere voor mij. Als je besluit het te doen, pas dan op dat je ze niet te klein maakt.
Dan haal je het karakter voor een deel weg.
Wat het zo in het bijzonder onaangenaam maakt voor mij om dit allemaal te schrijven is dat je als een gek gaat lachen als je al mijn bevelen hier leest.
– Maar het is nog niet klaar.
4
Wat is dat toch voor een Duits kunstenaar, die een wonderlijke of fantastische jacht gemaakt heeft, en die te koop is bij Goupil?
Iedereen raadt me aan om me tot hem te richten. Ik wil de eeuwige vriend niet van Malassis, Duveau, voor die frontispices die ik nodig heb voor mijn artikelen van Poe (een portret slingerend versierd met emblemen), mijn Opium et Haschisch, mijn nieuwe Fleurs, en mijn Curiosités.
Je zou me heel gelukkig maken als je bij je vele relaties biografische informatie zou kunnen vinden over Alfred Rethel, de auteur van la Danse des Morts en 1848, en van La Bonne Mort die als tegenhanger diende van la Première Invasion du choléra à l’Opéra.
Ken jij Knaus? Hij moet iets weten daarover.
Ik ben echt sterk in inspanning. Voordat ik mijn les Curiosités publiceer, maak ik nog een paar artikelen over de schilderkunst (de laatste!), en nu schrijf ik een Salon zonder er geweest te zijn.
Behalve de vermoeidheid om de schilderijen te raden, is het een uitstekende methode, die ik je aanraad. Je bent altijd bang om teveel lof te hebben of teveel schande te spreken, maar op deze manier blijf je er onpartijdig door.
Moet ik je nog vertellen dat van al deze bevelen de meest urgente dat mandaat is?
5
Alsjeblieft, vriend van me, schrijf me geen grapjes, zoals je altijd doet, op de enveloppe van je brief.
Geheel de jouwe, en vergeef me het dat ik je stoor in je vreselijk drukke bestaan.
Ch. Baudelaire.