Baudelaire aan Nadar. Honfleur, 16 mei 1859.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN NADAR
Honfleur, 16 mei 1859.
Beste vriend,
Omdat jij niet iemand bent die lange brieven niet leest, krijg je waar voor je geld, want ik heb twee vrije uren voor me liggen. Vooraleerst wil ik je bedanken, niet alleen voor de 20 frank, maar vooral voor een prachtige en charmante zin uit je brief.
Dat is nu een echte en solide blijk van vriendschap. Aan tederheid ben ik niet gewend.
Voor wat betreft de complimenten die je maakt, mijn ijdelheid profiteert ervan om je een paar fragmenten te laten lezen die je ongetwijfeld niet hebt gelezen, en die, samen met een paar andere onuitgegeven stukken, gaan naar ik hoop mijn verlepte boek verjongen. Je kunt constateren dat ik weinig naar de kritieken luister, en dat ik me halsstarrig in mijn onverbeterlijkheid stort.
Nu neem ik je brief erbij.
Als die verzen van mijnheer Karski (is het wel zo?) echt mooi zijn, dan zou je een exemplaar voor me moeten zien te krijgen, maar, naar wat ik begrepen heb, wordt dat niet aan de man gebracht in Parijs.
Ja, ik zou het persoonlijk fijn vinden als je slaagt voor de affaire Moreau, maar ik weet ook zeker dat jij het fijn vindt om mooie afdrukken te hebben naar die aparte schilderijen.
Dus je kent die houtgravures naar Rethel niet? La Danse des morts en 1848 wordt nu verkocht voor 1 frank (6 prenten).
La Bonne Mort en L’Invasion du choléra kosten geloof ik 7 frank.
Dit is allemaal te koop bij Duitse handelaar die ook Duitse etsen verkoopt in de Rue de Rivoli, vlak bij het Palais Royal. Een paar mensen zeiden tegen me dat Rethel ook een kerk gedecoreerd had (in Keulen misschien).
Anderen zeiden dat hij dood was, en weer anderen dat hij opgesloten zat in een gekkenhuis. Bovengenoemde werken heb ik thuis, en ik zou graag willen weten, behalve die biografische informatie, of er nog meer etsen zijn.
De Duitse kunstenaar waarvan ik de naam niet weet heb ik van Ricard, die beweert dat hij talent heeft dat heel geschikt is voor frontispices en illustraties. Je zou die jacht moeten gaan zien.
Jazeker heb ik gedacht aan Doré, en ik herinner me niet meer of ik hem toen ik er over nadacht heb verworpen vanwege die kinderachtigheid die zo vaak door zijn werk heen schemert, of vanwege de antipathie die hij bij Malassis opwekt. En dan ben ik nog niet zo zeker van dat laatste.
De verschillende boeken of brochures die ik binnenkort ga publiceren, zijn: het ensemble aan kritiekartikelen over Poe (hier, een portret (ik zal zorgen voor de benodigde elementen voor het portret) omkaderd in allegorische figuren die de voornaamste ontwerpen voorstellen – zo’n beetje als het hoofd van Jezus-Christus in het midden van de passie-onderdelen) – het geheel van een uitzinnige romantiek, als dat mogelijk is:
- Opium et Haschisch: een allegorisch frontispice, die de voornaamste geneugten en lijdenswegen voorstelt die ik heb verteld.
- Het ensemble van mijn kritiekartikelen over beeldende kunst en literatuur.
Ik denk dat Malassis geen frontispice wil. - De tweede uitgave van Les Fleurs. Hier komt een boomvormig skelet, waarbij de benen en de ribben de stam vormen, en de uitgespreide armen als een kruis zich ontplooien in bladeren en knoppen, en die verschillende rijen giftige planten beschermen, in kleine potten opgesteld als in een tuinkas.
Dit idee kreeg ik toen ik de geschiedenis van les Danses macabres doorbladerde, van Hyancinthe Langlois. - Ik kom weer terug bij Doré. Hij heeft een buitengewoon talent om aan wolken, landschappen en huizen een bovennatuurlijk karakter te geven: dat zou heel goed zijn voor me, maar die figuren!
Er zit altijd iets kinderlijks in, zelfs in zijn beste tekeningen. Voor wat betreft la Divine Comédie, je verbaast me enorm. Hoe heeft hij de meest serieuze en trieste poëet kunnen kiezen?
Trouwens je ziet dat ik terug wil naar het systeem van de antieke frontispice, maar dan behandeld op een ultra romantische manier. - Maar goed, om het helemaal af te maken, bij die namen die ik de revue liet passeren was ik vooral gestopt bij die van Penguilly en Nanteuil.
Maar ik weet niet of Penguilly het zou willen, en wat Nanteuil betreft ben ik bang dat hij veel water bij de wijn heeft gedaan, en dat hij zijn karakter van buitensporigheid niet meer kan terugvinden dat hij vroeger bij Victor Hugo had gebruikt.
Maar toch hadden die twee namen voor mij het grote voordeel om een romantische betekenis aan te bieden die volkomen in harmonie is met mijn smaak en die met een zekere opschepperij antwoord geven op de ondankbaarheid en verwaarlozing van deze eeuw.
Maar, boven alles, vind ik het niet gepast om een gedistingeerde kunstenaar te bezoeken en hem aan te nemen voor een klein werkje waarin ik heel veeleisend ben, voordat ik zeker ben dat hij eervol betaald zal worden.
Deze terughoudendheid in aanmerking genomen, als je me kunt inlichten zonder me te verplichten, dan ben ik je bij voorbaat dankbaar.
Voor wat betreft de Salon, helaas, ik heb een beetje tegen je gelogen, maar een heel klein beetje maar! Ik heb een bezoekje afgelegd, EENTJE MAAR, gewijd aan het zoeken naar nieuwe dingen, maar ik heb maar heel weinig gevonden en voor al die oude namen of namen die gewoon bekend zijn, vertrouw ik op mijn eigen oude geheugen gestuurd door het programmaboekje. Ik zeg het nogmaals, die methode is niet verkeerd, op voorwaarde dat men zijn persoonlijkheid goed beheerst.
Onder de andere echt gedistingeerde dingen die men niet opmerkt, merkt men op in een grote vierkante zaal links achteraan, waar men onbetaalbare religieuze pakketjes opstapelt, twee kleine schilderijtjes.
De ene: 1215, Les Soeurs de Charité, door Amand Gautier.
De andere: 1894, L’Angelus, door Alphonse Legros.
Dit is niet een extreem verheven stijl, maar het is zeer penetrant.
Bij de beeldhouwkunst heb ik ook (in een van de lanen van Le Jardin, niet ver van de uitgang) iets gevonden dat men sculpture-vignette-romantique zou kunnen noemen en dat heel mooi is: een meisje en een skelet die opstijgen als een tenhemelopneming. Het skelet kust het meisje.
Het is wel zo dat het skelet gedeeltelijk ontwijkend is en in een soort lijkwade zit waaronder hij zichzelf suggereert. Zou je geloven dat ik de sculpturencatalogus al drie keer zin voor zin heb gelezen en dat het onmogelijk is om iets te vinden dat daarmee te maken heeft?
0Dat dier dat dit gemaakt heeft moet het wel Amour et gibelotte hebben genoemd of een andere titel à la Compte-Calix, dat ik het niet kan vinden in die catalogus.
Alsjeblieft, probeer het voor me te vinden. Het onderwerp, en de naam van de auteur.
Voor de Duchesses de l’Albe, nogmaals, als je niet in grote problemen zat, wat zou het leuk zijn om die voor een lage prijs mee te nemen.
En omdat je het geschikt vond om aan het eind van je brief een beetje politiek te zetten, doe ik dat ook. Ik heb mezelf twintig keer ervan overtuigd dat ik me niet meer voor politiek interesseerde, en bij elke ernstige kwestie word ik weer gegrepen door nieuwsgierigheid en passie.
Ik hield die Italiaanse kwestiewacht al heel lang in de gaten en ik verwachtte hem al. Lang voor het Orsini avontuur. En voor dit onderwerp zou het onterecht zijn als Napoléon het testament van Orsini zou uitvoeren.
Dat was een eerlijke en te gehaaste man. Maar de Keizer dacht al lang aan dit geval en hij had al veel beloften gedaan aan alle Italianen die naar Parijs kwamen.
Ik bewonder de gelatenheid waarmee hij aan de fataliteit gehoorzaamt, maar die fataliteit redt hem.
Wie denkt er vandaag de dag nog aan Morny, aan Grand-Central, aan Beaumont-Vassy en aan de veertigduizend vuiligheden die ons bezighielden, nog niet zo lang geleden? De Keizer is nu gereinigd.
Zie je, mijn waarde, dat men de afschuwelijkheden van December zal vergeten. Eigenlijk ontneemt hij de Republiek de eer van een grote oorlog.
– Heb je de mooie toespraak gelezen van Jules Favre bij het wetgevend lichaam in de laatste dagen van vorige maand, of van de eerste dagen van mei?
Hij heeft de revolutionaire noodzaak en fataliteit duidelijk neergelegd. De president en de ministers hebben hem niet onderbroken.
Hij leek te spreken in naam van de Keizer.
En toen over Garibaldi een burggraaf de la Tour, een kwezelachtige en onnozele Breton, zei dat Frankrijk zich liever niet vuil maakte aan dergelijke allianties, onderbrak de president (Schneider) hem en zei dat een Kamerlid geen recht had om geallieerden van Frankrijk te beschimpen, waar zij ook vandaan kwamen.
Politiek, beste vriend, is een wetenschap zonder hart. Dat wil jij niet erkennen. Als je Jezuïet en Revolutionair was, zoals elke echte politiek moet zijn of dat noodgedwongen is, dan zou je niet zoveel spijt voelen voor de aan de kant gezette vrienden.
Ik weet dat je me afschuwelijk vindt. Maar, vertel me, heb je eigenlijk wel opgemerkt met hoeveel doeltreffendheid de diplomatieke brieven van Joseph de Maistre zijn gekomen, die gepubliceerd zijn door mijnheer de Cavour, en waarin, om het even en passant te zeggen, de paus wordt uitgemaakt voor een Hansworst?
Wat een requisitoir tegen Oostenrijk! Le Piémont had die brieven als reserve gehouden, en heeft ze op het juiste moment gelanceerd.
Ik denk alleen dat wanneer de zaken op hun best worden neergezet, de Keizer met glorie overladen wordt en gezegend door iedereen, de problemen dan in de gewoonte van de overwinning zullen zitten.
Voor je persoonlijke treurnissen, lieve vriend, leg je erbij neer, leg je erbij neer.
Als ik naar je toe kom, zal ik over de mijne praten, die zich maar opstapelen, en dan kweek ik medelijden bij je.
Ik denk echt dat uitgezonderd voor een klein aantal jonge, intelligente, rijke mensen (en zonder familie!), die niet weten hoe ze hun geluk moeten gebruiken, het leven een doorlopend pijnlijk iets moet zijn.
Geheel de jouwe.
C.B.
En dan nu, als je wilt lachen, lees dan, net als ik, Limayrac, Vitu, en Granier de Cassagnac.
Het schijnt dat we naar Italië gaan om de revolutionaire hydra te verstikken. Dat is nu, om serieus te praten, nutteloze hypocrisie.
Aan Nadar
1859.
CLERGEON AUX ENFERS
(Hij komt binnen, lijkt vastbesloten, zoals verlegen mensen)
Hij gaat om het reglement van de Hel vragen, en zoekt of hij de Duivels op fouten kan betrappen.
Vanaf de eerste grote samenkomst klaagt hij heftig en zegt dat men het vuur heeft veranderd.
Enorm rumoer van alle Verdoemden die vinden dat het warm genoeg is.
WELNEE! Zegt Clergeon.
Hij klaagt ook over het feit dat sommige mensen die niet van hier zijn ook de Hel zijn binnengeglipt, en dat dezen ten hoogste het Vagevuur verdienen zouden. We willen alleen gelijken, zegt hij. Iedereen moet bewijzen dat hij een volledige schurk is!
Ik denk dat ik genoeg bewijsstukken heb opdat eenieder de zijne toont!
Omdat hij iedereen afzeikt, gooien ze hem in een onmetelijke afgrond, waaruit hij bovenkomt met een niet te evenaren beweeglijkheid. Want de hoop dat hij is opgemerkt door Proserpina geeft hem krachten om de moeilijke onderneming te overkomen.
Hij glipt door Rotsspleten die hij alleen kent, en gaat wachten op het naar buiten komen van de Koningin van de Hel bij de kleine poort.
Hij volgt haar via de ontfutselde trap, en net als hij de kamer is ingekomen, gooit hij op de ladekast vijftien frank neer, die de Duivels bij het fouilleren bij zijn binnenkomst hadden vergeten van hem af te nemen.
Alstublieft, voor u, kleine dame! schreeuwt hij met een stentorstem. Dat is hoe een verdoemde als IK een Koningin die haar echtgenoot verraadt weet te vernederen!
Proserpina, die in zesduizend jaar niet zo’n schurk heeft gezien, wil zich ophangen aan de bel.
Maar Clergeon is er als de kippen bij. Hij profiteert van de laatste seconden. Hij zal Proserpina onteren. Hij neemt haar, of hij zal de weg kwijt zijn. Hij werpt zich op haar en stopt zijn pik in haar oog.
Proserpine slaakt een hartverscheurende kreet!!!!!
Alle Hellen zitten ondersteboven. Clergeon, blij om de wanorde waarvan hij de aanstichter is, prikt zijn vuist vast op zijn heup, en roept uit, met een niet te imiteren kopstem: Ha! Ha!
Toch vraagt Pluto, die eigenlijk een brave inborst heeft, hem waarom hij zulke domheden heeft begaan, en Clergeon antwoordt hem, met zijn hand in zijn vest:
Ik dacht dat men in de Hel nooit onwelkom was om zijn adel te bewijzen. Ha! Ha! – Als ik me heb vergist, (met berusting en waardigheid) ben ik bereid om alle straffen te ondergaan die u voorbehoudt aan degene wiens stoutmoedigheid uw voorspellingen voorbij gaat.
Pluto geeft hem vol goedheid zijn bril terug die in het gevecht waren gevallen.
Hoewel niemand het hem kwalijk neemt, en Proserpine met haar ene oog zich beperkt met het zeggen van Vreemde gast! denkt Clergeon dat het beter is om te vluchten.
Bij elke stap doet hij de bergen schudden. Hij vlucht! Hij vlucht!
Op een vlakte met gloeiende kolen, ziet hij Nadar die salamanders vangt, en hij schreeuwt hem rennend toe:
Verhang je, arme Nadar! We hebben het gered zonder jou!
Want hij weet zeker dat hij Proserpina heeft genaaid!
Zie je dat na vijftien jaar de inspiratie nog steeds leeft!