Baudelaire aan Paul de Molènes. Parijs, zaterdag 12 mei 1860.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN PAUL DE MOLÈNES
Parijs, zaterdag 12 mei 1860.
Waarde vriend,
Ik stuur een poëet naar u toe die lansier wil worden, dat wil zeggen, deze dichter wil, omdat hij vanwege het toeval gedwongen is soldaat te moeten worden, lansier wil worden om dicht bij u te kunnen zijn.
Het is een man met een groot talent, vol vrolijkheid en lijdzaamheid.
Het zou leuk zijn indien hij soldaat voor het leven wordt terwijl hij daarbij toch gewoon met literatuur bezig kan blijven, maar die dingen zijn grote mysteries.
Om alleen bij het heden te blijven, ik herinner me dat u zowel zeer goed als intelligent bent, en daarom beveel ik u van harte de heer Albert de Glatigny aan.
Dan zal hij zelfs niet eens het plezier hebben om zelf zijn boek te moeten bewerken. Want de pechvogel had een boek onder de drukpers liggen.
Ik heb uw Sébastopol gelezen.
Het is werkelijk groots, en nog altijd gevoelig.
Ik heb een nieuw boek dat ik u wil opsturen maar de brocheerder blijft maar aan de gang.
Binnenkort ga ik nog een ander publiceren waar u in staat. Maar wees gerust, u zult in goed gezelschap verkeren.
Ik ben nog een paar dagen in Parijs in het hotel de Dieppe in de rue d’Amsterdam.
Mocht u me schrijven en ik ben al vertrokken, dan stuurt de hotelbediende uw brief naar mij toe in Honfleur (Calvados) bij mijn moeder, madame Aupick.
Mijn boeken gaan zich nu snel achterelkaar opvolgen en dus zak ik binnen niet al te lange tijd vrij zijn om me weer bezig te gaan houden met het nieuwe, en dan wil ik u graag spreken over de Marquis du 1e Houzards.
Ik beveel u gaarne mijn poëet aan, die nummer 41 te pakken heeft gekregen, en die u binnen een week zult zien, als ze hem tenminste niet gehandicapt beoordelen.
Maar zijn toestand lijkt mij totaal tegenovergesteld.
Adieu. Vergeet niet dat ik u al veel langer waardeer dan u denkt, en brengt u mijn respectueuze groeten over aan madame de Molènes.
Ch. Baudelaire.