Baudelaire aan Sainte-Beuve. Honfleur, 28 februari 1859.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN SAINTE-BEUVE
Honfleur, 28 februari 1859.

 

Beste vriend,

    Ik hoor dat u Malassis gevraagd heeft om u te geven wat u me over les Fleurs heeft geschreven.
Malassis is een beetje verstrooid, bovendien is hij ziek.
Er waren twee brieven. De ene was een vriendschapsbrief en met complimenten, de andere was een plan met pleidooi dat u me de dag voor mijn proces heeft gestuurd.
Toen ik op een dag papieren met Malassis aan het opruimen was, vroeg hij of ik het hem wilde geven, en toen ik zei dat ik van plan was het te gebruiken (niet om het over te schrijven, maar door het te parafraseren en het uit te werken), zei hij tegen me: Reden te meer.
U kunt dit altijd weer terugvinden bij mij thuis.
Bij uw drukker kan dat niet kwijtraken.

    Ik meen me zelfs te herinneren dat ik tegen Malassis heb gezegd: Als ik zelf voor mijn zaak had mogen pleiten en als ik deze stelling had kunnen uitwerken die een advocaat niet kon begrijpen, dan was ik ongetwijfeld vrijgesproken.

    Ik begrijp echt helemaal niets van dat grapje bij La Revue Française. De directeur ziet er toch uit als een heel goed opgevoede jongeman.
Iedereen weet dat u al heel wat mensen heeft geholpen die jonger waren dan u.
Hoe heeft Morel dat nu kunnen drukken zonder er een vertegenwoordiging van te geven aan Babou, en zonder te raden wat voor vooroordeel hij tegen me had?

    Malassis aan wie ik niets had verteld heeft de passage heel goed gezien, en zijn brief is nog veel strenger dan die van u.

    Ik ga de 4e of de 5e naar Parijs.
Ik zou het heel aardig van u vinden als u een briefje naar madame Duval zou schrijven op het adres Rue Beautreillis 22, om me te laten zeggen of en wanneer u me wenst te zien.
Dan zal ik bij haar komen.

Uw toegewijde.

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief