Baudelaire, correspondentie, aan Alphonse Baudelaire. Parijs, 5 maart 1838

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN ALPHONSE BAUDELAIRE  1
Parijs, 5 maart 1838.

17 jaar oud

Beste broer,

    Aangezien ik niets meer van je hoor, kwam de angst bij me op dat je misschien ziek was, of dat iemand in je familie dat was.
Daarom schrijf ik je ook om je te verplichten me terug te schrijven.
Heb je het dan zo druk dat je me niet eens twee regeltjes kunt opsturen?
Moet ik je vertellen over wat ik op school doe om je zo aan te zetten me terug te schrijven?
Nou, ik ben eerste in Franse redevoering. Ben je nu blij?
Maar hoe dichter het tijdstip van school af te gaan dichterbij komt en ik het beroepsleven in moet gaan, hoe meer dat me afschrikt.
Want dan zal er gewerkt moeten worden, en in alle ernst. En dat is een afschrikwekkend idee om aan te denken.

    Mama vertelde me dat je een nogal groot aantal gedichten had die onze vader had gemaakt. Kun je me er daar een paar van opsturen, of liever allemaal als dat kan. Ik ben zeer nieuwsgierig geworden om ze te zien.
En ik zal er veel plezier aan beleven om ze te gaan lezen.

Ik hoop dat het goed gaat met Théodore, ondanks dat je daar niets over vertelt.
Van mama en papa krijg je de groeten.

Adieu, en schrijf me terug als je tijd hebt.

Charles.

1  Alphonse Baudelaire, de halfbroer van Charles, was een zoon uit een eerder huwelijk van zijn vader.

  Inhoudsopgave     Volgende brief