Baudelaire, correspondentie. Aan Bernard Neyt. Aan Auguste Poulet-Malassis
Charles Baudelaire
Brussel, België.
- Door Vivienne Stringa
- 23-09-2017
- Vertalingen: Correspondenties
AAN BERNARD NEYT
Brussel, Brussel, 1864-1865.
Mijnheer,
Ik durf nauwelijks uit te leggen wat voor dienst ik van u vraag. Het is de schuld van uw zoon, mijnheer Charles Neyt, dat ik de hoop had opgevat dat u het niet erg zou vinden om u te vervelen met het kopiëren van al die hersenspinsels, waarvan sommige uw ideeën of uw kuisheid wel eens zouden kunnen choqueren.
Mocht ik me helaas hebben vergist, wilt u dan zo vriendelijk zijn om het uw zoon kwalijk te nemen, en me dat dan oprecht duidelijk te laten weten.
Hoe dan ook, met hoogachting en mijn oprechte excuses en hartelijk dank,
Charles Baudelaire.
AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Brussel, 1864-1865.
5 uur, in L’Hermitage.
Mijn waarde, ik ben bij u gekomen
Om een menselijke taal te horen;
Zoals iemand die tussen de Papoea’s
Zijn oude Athene zou zoeken.
Want bij de Topinambous
Laat God me in quarantaine,
Ik heb liever gekken dan zotten
Waarvan ik, helaas, zeker een van ben.
Bied M’juffrouw Fanny
(Die niet zal antwoorden: Nenny,
omdat het saluut niet van een ezel is,)
De hommage aan van een goed schrijver,
Evenals aan vriend Lécrivain
En aan M’juffrouw Jeanne.
C.B