Baudelaire, correspondentie, aan kolonel Aupick. Parijs, ongeveer 18 juni 1839.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd
AAN KOLONEL AUPICK
Parijs, ongeveer 18 juni 1839.
18 jaar oud
Hartelijk bedankt voor de brief die je me hebt geschreven, die is zo aardig, zo liefdevol.
Nu, eerlijk, het motief waardoor ik onophoudelijk een brief naar jullie schrijven tot morgen uitstelde, dat is omdat ik een paar dagen niet gewerkt had, en omdat ik jullie altijd moet vertellen wat ik doe, dacht ik, voordat ik jullie ga schrijven wil ik eerst weer met werken beginnen zodat ik iets goeds over mezelf te vertellen heb.
Maar je moppert met zoveel goedheid en welwillendheid op me in je brief, dat ik, jee zeg, dat beter kan toegeven dan het nog langer uit te stellen om een brief te schrijven of om een brief met leugens te schrijven.
En wees gerust, de eerstvolgende keer dat ik je weer schrijf, heb ik iets goeds over mezelf te vertellen.
Je vraagt me om te vertellen over de nieuwe wereld waarin ik leef; dit is wat ik heb op gemerkt. Mijnheer Lasègue wordt steeds bekender. Behalve een onverstoorbare vrolijkheid en zachtheid heeft hij ook een grote morele kracht.
Zijn vader die ik nauwelijks ken lijkt een te zachte man, te makkelijk, zonder vaststaande kleur.
Om je er een idee van te geven, zal ik je zeggen, dat heeft hij zelf toegegeven, dat hij van alles geprobeerd heeft, boeken in allerlei talen gelezen en van allerlei gebieden, maar dat hij niets volledig weet.
Mevrouw Lasègue die ik veel beter ken lijkt me een eenvoudige vrouw, vrolijk, sterk van ziel, met een groot verstand, spiritueel en goed.
Ze staat vroeg op ’s ochtends, doet het hele huishouden zelf, en terwijl ze kookt of bezemt zingt ze, lacht ze, of kletst ze heel goed, soms spottend en een beetje scherp.
Er is ook een kind van dertien of veertien jaar oud dat mijnheer Lasègue in huis heeft genomen om hem te laten leren.
Het is het neefje van mevrouw Fayard. Soms geef ik hem ’s avonds een les Engels.
Het is mogelijk dat ik naar het examen Franse dissertatie ga.
Je weet dat het niet veel voorstelt, maar omdat mama het zo leuk vindt, ben ik blij als ik erheen kan.
Je bent zo goed te vragen wat voor plannen ik heb, jawel, die heb ik, je weet dat ik die altijd heb, dat ik een plannenhoofd ben.
Op sommige momenten maak ik de toekomst, en dan zit ik vol met dingen die ik zou willen vertellen aan degenen die van me houden, maar sta me toe om dat tot een andere keer uit te stellen.
Mijnheer Lasègue komt zo thuis en dan gaat hij me vragen wat ik van een boek vind dat ik niet heb opengeslagen.
Morgen schrijf ik mama. Bedankt dat je me over je gezondheid hebt verteld.
Als je lijdenswegen goed worden, dan verheug ik me bijna op het feit dat je moet lijden.
Trouwens, ik hoop nog steeds, ook al was er een wonder nodig om je te genezen.
Charles.