Baudelaire, correspondentie, Aan luitenant-kolonel en aan Mme Aupick, Lyon, 25 februari 1834
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd
AAN LUITENANT-KOLONEL EN AAN MADAME AUPICK
LYON, 25 februari 1834.
12 jaar oud
Papa en mama,
Ik schrijf u om te trachten u te overtuigen, dat er nog hoop is om uit de toestand te komen die u zoveel verdriet doet. Ik weet dat zodra mama het begin van deze brief leest zal zeggen: ik geloof er niet meer in, en dat papa hetzelfde zal zeggen. Maar ik laat mijn moed niet zinken, jullie willen me niet meer komen bezoeken op school als straf voor mijn streken.
Maar kom dan voor de laatste keer om me goede raad te geven, om me aan te moedigen.
Al die streken komen door mijn verstrooidheid en mijn getreuzel.
Toen ik jullie de laatste keer nog beloofde om jullie geen verdriet meer te doen, sprak ik uit goede wil, toen had ik het voornemen om hard te werken en hard te werken opdat jullie konden zeggen: wij hebben een zoon die ons bedankt voor onze goede zorgen.
Maar mijn verstrooidheid en mijn luiheid deden mij de gevoelens vergeten die bezit van me namen toen ik mijn belofte deed. Mijn hart hoeft niet gecorrigeerd te worden, dat is geen goed hart, maar het is mijn geest die gefixeerd moet worden, die moet zo sterk nadenken dat de gedachten erin gegraveerd blijven.
Jullie beginnen te denken dat ik ondankbaar ben, jullie zijn daar misschien al van overtuigd. Hoe kan ik jullie het tegenovergestelde bewijzen?
Ik weet al op welke manier, dat is zonder dralen hard gaan werken. Maar wat ik ook mag doen, die tijd die ik lui en vergeetachtig heb doorgebracht voor wat ik jullie schuldig was, zal altijd een smet blijven. Hoe kan ik jullie in één ogenblik drie maanden slecht gedrag laten vergeten?
Dat weet ik niet en toch is het juist dat wat ik wil. Schenk mij meteen weer uw vertrouwen en uw vriendschap, kom naar school om me te vertellen dat jullie me dat weer hebben teruggegeven. Dat is de beste manier om mij ook in één ogenblik te laten veranderen.
U heeft om mij gewanhoopt als een zoon met kwaad waar hij niet vanaf komt en voor wie alles onverschillig is geworden, die alleen maar lui zijn tijd doorbrengt, die willoos is, laf en geen moed heeft om op te staan.
Ik was willoos, laf, lui, ik heb een tijdje nergens aan gedacht. Maar omdat niets het hart kan veranderen, is mijn hart, dat ondanks zijn fouten ook zijn goede kant heeft, wel het mijne gebleven.
Het heeft me laten voelen dat ik niet moest wanhopen over mezelf.
Ik dacht dat ik jullie kon schrijven en u duidelijk kon maken wat ik voor gedachten had die ik door de verveling had gekregen van een leven in luiheid en straf.
En alleen al het idee dat jullie me zouden kunnen beschouwen als ondankbaar gaf me al wat moed. Als u zelf de moed niet meer heeft om naar school te komen, schrijf me dan terug, en geef me dan in een brief raad en aanmoedigingen die u in de ontvangstkamer mij persoonlijk zou hebben gegeven.
Donderdagochtend worden de cijfers voor natuurwetenschappen gegeven, ik hoop dat ik een goed cijfer heb. De hoop die ik heb kan die u soms aanzetten om naar me te luisteren?
Laatst heb ik er nog een heel slecht cijfer voor gehaald, een heel slecht cijfer, maar door de zin om deze smaad goed te maken heb ik vanaf vanochtend heel hard mijn best gedaan voor mijn proefwerk.
Als u dus echt het besluit hebt genomen om niet meer naar school te komen voordat ander gedrag u heeft bewezen dat ik volledig veranderd ben, schrijf me dan, ik zal al uw brieven bewaren, ik zal ze vaak lezen om te strijden tegen mijn verstrooidheid, om me tranen van berouw te laten plengen, opdat mijn luiheid en mijn verstrooidheid me niet laten vergeten dat ik fouten heb die goedgemaakt moeten worden.
Enfin, zoals ik het u al zei aan het begin van mijn brief, het komt niet door mijn hart.
Ik heb al deze fouten gemaakt door mijn lichtzinnige aard, mijn onoverwinnelijke neiging tot luiheid. Wees daarvan overtuigd.
U zult niet vergeten dat u een zoon op school hebt, dat weet ik zeker, maar vergeet ook niet dat die zoon nog een hart heeft. Dat is wat ik u wilde schrijven.
Het doel is heel simpel, ik wil u overtuigen dat u niet moet wanhopen om mij.
En, bij de gedachte dat zijn ouders hem niet meer willen komen bezoeken en daarvoor op het punt staan om harde middelen te gaan gebruiken, wie zou daar nu niet snel over hebben geschreven om hen hun vergissing te doen inzien?
Het zijn niet de harde maatregelen waardoor ik geraakt ben. Het is de schaamte dat ik u heb verplicht ze te gebruiken.
Het is niet het huis waaraan ik zo gehecht ben, noch aan de plezierige voorzieningen die ik daar aantref zodra ik verlof heb, maar ik ben gevoelig voor het plezier dat ik heb om u te zien, voor het plezier om een dag met jullie te praten, en voor de lofuitingen die u mij over mijn werk geeft.
Ik beloof u dat ik verander, maar verlies de hoop niet over mij en vertrouw nog op mijn beloftes.
Charles.