Baudelaire, correspondentie, aan Madame Aupick. Parijs, vrijdag 7 of zaterdag 8 juli 1837.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, vrijdag 7 of zaterdag 8 juli 1837.

16 jaar oud

    Mijn hemel, mama, het spijt me, al mijn plannen om iets leuks met jou en papa te gaan doen zijn onnodig: ik mag morgen niet weg, ik heb huisarrest omdat ik geen scheikundeproefwerk heb gemaakt. Wat er het ergst aan is, is dat na morgen mijn verlof niet meer geldig is.
En dus is mijn eerste plaats voor gedichten net zo nutteloos als die van eerste in Grieks vertalen.
Ik ben de ene kwijt, en voor de andere heb ik te lang gewacht.
Ik mag morgen niet weg. Gisteren heb ik voor de prijzen weer een slecht proefwerk gemaakt.
En waarschijnlijk maak ik net zulke slechte op het examen. Ik zie je niet meer, daardoor ben ik humeurig en verveel ik me.

    Papa zal wel niet blij zijn dat ik morgen niet weg mag, hij had nog wel een partijtje georganiseerd. Ik weet niet hoe ik dat moet goedmaken. En wat moet ik doen tijdens de vakantie? En wat moet ik volgend jaar doen?
Die retorica maakt me bang, ik heb het gevoel dat ik daar nooit uitkom.
Aankomende zaterdag doe ik nog een laatste poging op het examen om er op zijn minst nog iets uit te halen, want ik zie dat er op deze school niets te verwachten is.

Charles.

Als je komt, vergeet dan niet een beetje geld mee te nemen, dat heb ik nodig.

Morgen is er alleen een pauze van half acht.

Als je me wilt komen opzoeken, vermijd dan maandag om half een. Dan ben ik er niet.

  Inhoudsopgave     Volgende brief