Baudelaire, correspondentie, aan Madame Aupick. Parijs, zaterdag 27 maart 1852.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, zaterdag 27 maart 1852.
2 uur ’s middags.
Het is 2 uur, als ik wil dat deze brief vandaag nog weggaat, dan heb ik maar tweeënhalf uur om je te schrijven, en ik heb je heel wat te vertellen.
Ik schrijf je vanuit een café tegenover het grote postkantoor, tussen de herrie, het triktrak en het biljarten, zodat ik wat meer kalmte en gemak tot nadenken heb. Dat zul je straks wel begrijpen.
Hoe komt het dat ik in negen maanden geen dag kan vinden om mijn moeder een brief te schrijven, zelfs niet om haar te bedanken? Dat is echt een heel raar verschijnsel.
En elke dag eraan denken, en elke dag zeggen: ik ga een brief schrijven. En alle dagen vliegen voorbij in de drukte van een massa aan steriele dingen, of in het maken van ziekelijke artikelen die in alle haast gemaakt zijn om maar wat geld te verdienen.
Je zult in deze brief dingen vinden die je vast leuk zult vinden en die je zullen bewijzen dat hoewel ik nog veel te lijden heb door bepaalde gebreken, mijn geest, in plaats van af te stompen, groter wordt.
Je zult andere dingen tegenkomen die je zullen bedroeven. Maar heb jij me niet aangemoedigd om alles te vertellen, en aan wie wil je eigenlijk dat ik me beklaag?
Er zijn dagen dat de eenzaamheid me radeloos maakt.
Mijn brief zal heel erg wanordelijk zijn. Dat is het onvermijdelijke gevolg van de spirituele toestand waarin ik zit en van de weinige tijd waarover ik beschik.
Ik verdeel mijn brief om het zo te noemen in paragrafen, afhankelijk van wat ik me herinner van de belangrijkste dingen die ik je te vertellen heb, en die ik al heel lang iedere dag in mijn hoofd koester.
Ik doe bij deze brief ook een paar artikelen van mij die ik uit de krant geknipt heb, zodat de brief niet te vol wordt. Ik zal niet boos worden als je ze alleen maar leest als je er tijd voor hebt.
Ik betwijfel of je ze wel helemaal zult begrijpen; hier zit geen enkele onbeleefdheid in.
Maar ze zijn wel heel speciaal op de Parijse manier, en ik denk niet dat ze begrepen kunnen worden buiten de kringen waarvoor en waarover ze geschreven zijn.
Les drames et les romans honnêtes, genummerd met potlood: 0, 2, 3, 4, 5, 6. L’école païenne: 6. Les deux crépuscules : 7, 8.
Ik heb nog iets anders gedaan wat je nog leuker zult vinden, en waar ik best tevreden over ben. Omdat ik geen boeken in een brief kan doen, moet je zo aardig willen zijn om het nummer bij mijnheer Monier, die in Madrid de correspondent is voor La Revue de Paris, te lenen, of te kopen, dat weet ik niet (leeszaal of boekhandel?), het nummer dat in Parijs op 1 maart is verschenen, en ook het nummer dat in Parijs op 31 maart uit gaat komen en dat in Madrid waarschijnlijk 5 of 6 april uitkomt.
Ik heb een Amerikaans schrijver gevonden die in mij een ongelooflijke sympathie heeft opgewekt, en ik heb twee artikelen geschreven over zijn leven en werk.
Het is met verve geschreven, maar je zult er vast ook wel een paar zinnen in vinden met een heel buitengewone opwinding.
Dat is het gevolg van het pijnlijke en gekke leven dat ik leid. Bovendien is het ’s nachts geschreven, soms werkte ik van 10 uur tot 10 uur.
Ik moet wel ’s nachts werken om wat kalmte te hebben en om de onverdraaglijke pesterijen te vermijden van de vrouw met wie ik samenwoon. Soms vlucht ik van huis weg, zodat ik kan schrijven, en dan ga ik naar de bibliotheek, of naar een leeszaal, of naar een wijnhandelaar, of een café in, zoals vandaag.
Daardoor ben ik in een voortdurende staat van woede. Zo kan ik zeer zeker geen grote werken maken.
– Ik was veel van het Engels vergeten, waardoor het werk nog moeilijker werd.
Maar nu ken ik het weer heel goed. Ik denk wel dat ik het in goede banen heb geleid.
Wees niet van plan om je te buiten te gaan aan je moederlijke pleziertje om alles eerst te lezen voordat je me terug gaat schrijven. Schrijf me eerst terug, ook al zijn het maar drie zinnen.
En stel die adviezen of gedachten die in deze brief voor je staan maar uit tot morgen of zelfs tot overmorgen.
Deze brief gaat vanavond weg 27.
28.
Dan is die de 29e in Bayonne.
Ik neem aan dat hij de 1e in Madrid aankomt, wat ongelooflijk is, en dat jij me 2 april terugschrijft.
Dan kan ik je antwoord pas de 7e hebben.
Ik heb niets begrepen wat je schreef in een brief over de post.
– Die vier armzalige brieven, en die drie incomplete boeken van Racine, dat zijn alle schatten die ik van jou heb bewaard, en je hebt je nog wel zo opgeofferd, en er is niets waardoor je een hekel aan je zoon hebt gekregen.
Maar goed, ik ben naar de Post gegaan en daar zeiden ze dat de post van de ambassades pas de 10e kwam.
Dus dan heb ik daar niets aan, en jij ook niet; je moet je brief dus adresseren aan mevrouw Olivier – ik zal de port wel betalen - en niet naar mijnheer Ancelle, want hij zou me pas twee dagen later kunnen waarschuwen, misschien wel meer.
Ik zeg je geen brief naar mijn huis te sturen. Buiten het feit dat Jeanne jouw handschrift kent, - heb ik geen enkele lade met een slot! En weet ik ooit welke wind er nu weer door mijn geest waait, en waar ik zal slapen? Ik ben mijn huis al eens gedurende twee weken ontvlucht, om mijn geest te kunnen opfrissen.
Bij de post konden ze me geen precieze informatie geven over de snelheid of traagheid van de dienst van Bayonne naar Madrid, en ze zeiden tegen me dat ik mijn brief niet kon frankeren, en dat de ambassade hem tegelijkertijd ook kon weigeren als ongefrankeerd. Ik begrijp daar helemaal niets van.
Om zeker te weten dat je hem krijgt schrijf ik dan ook op de enveloppe: persoonlijk en bijzonder met mijn letters C.B. Mocht mijnheer Aupick het vermoeden, dan kan hij dat niet als een brutaliteit beschouwen.
Ik kom terug op mijn zaken. Ik zal het heel snel uitleggen, maar ik zal het zo doen dat die paar woorden voor jou die me kent veel ideeën bevatten.
Jeanne is een obstakel geworden voor me, niet alleen voor mijn geluk, want dat zou niet zo erg zijn. Ik kan mijn pleziertjes ook opofferen, en dat heb ik bewezen. Maar ook voor het perfectioneren van mijn geest.
De afgelopen negen maanden zijn een beslissende ervaring geweest.
Nooit kunnen de grote plichten die ik te vervullen heb, te weten het betalen van mijn schulden, de verovering van mijn vermogensaanspraak, het verwerven beroemdheid, de verlichting van de pijn die ik je veroorzaakt heb, bereikt worden in dergelijke omstandigheden. Vroeger had zij wel enkele goede eigenschappen, maar die is zij kwijt, en ik heb aan helderziendheid gewonnen. LEVEN MET IEMAND die je voor geen enkele van je inspanningen dankbaar is, die deze tegenwerkt door onhandigheid of een permanente gemeenheid, die je alleen maar als je bediende beschouwt en als haar eigendom, met wie het onmogelijk is om een politiek of literair gesprek te voeren, een schepsel dat niets wil leren, ook al heb je haar zelf voorgesteld om haar les te geven, een schepsel DAT MIJ NIET BEWONDERT, en die zich niet eens interesseert voor mijn studie, die mijn manuscripten in de open haard zou gooien als dat meer geld zou opleveren als wanneer zij gepubliceerd zouden worden, die mijn kat wegdoet die mijn enige afleiding was hier in huis, die honden neemt, omdat het zien van een hond mij pijn doet, die niet weet, of niet wil begrijpen dat ik door maar één maand zeer gierig te zijn dankzij die tijdelijke rust een dik boek zou kunnen afmaken, - hemel, is zoiets mogelijk?
Is dat mogelijk? Ik krijg tranen van schaamte en woede in mijn ogen terwijl ik je dit schrijf. En om eerlijk te zijn ben ik blij dat er geen enkel wapen bij mij in huis is.
Ik denk aan die keren dat ik gewoonweg niet kan gehoorzamen aan mijn verstand, en aan de vreselijke nacht toen ik haar een gat in haar schedel sloeg met een console.
Dat is nu wat ik tegenkwam waar ik tien maanden geleden verlichting en rust dacht te vinden. Om al mijn gedachten in één enkele samen te vatten, en om je een idee te geven van al mijn gedachten, denk ik voor altijd dat de vrouw die geleden heeft en die een kind krijgt de enige is die gelijk is aan de man.
Een kind krijgen is het enige dat aan de vrouw de morele intelligentie geeft. Jonge vrouwen zonder status en zonder kinderen, dat is enkel maar koketterie, meedogenloosheid en elegant schoelje.
– Toch moest ik een beslissing nemen.
Ik denk daar nu al vier maanden aan. Maar wat moest ik doen? Boven mijn lijdensweg troonde nog een ongelooflijke ijdelheid: die vrouw niet verlaten zonder haar een tamelijk groot bedrag te geven. Maar waar kon ik die vandaan halen, want het geld dat ik verdiende verdween met de dag, had ik het bij elkaar moeten rapen, en mijn moeder dan uiteindelijk, die ik geen brief meer durfde te schrijven omdat ik niets goeds had te berichten, kon zo’n grote som geld ook niet geven, om dat zij die zelf niet eens had.
Zie je wel dat ik goed heb nagedacht. En toch moet ik weg.
Maar weggaan VOOR ALTIJD.
Ik heb dus het volgende besloten: ik zal bij het begin beginnen. Dat wil zeggen weggaan. Aangezien ik haar geen groot bedrag kan geven, zal ik haar nog een paar keer geld geven, wat makkelijk is voor me, omdat ik het makkelijk verdien. En als ik hard doorwerk, kan ik nog meer verdienen.
MAAR IK ZAL HAAR NOOIT ZIEN.
Zij doet maar wat ze wil. Ze mag naar de Hel gaan, als ze daar heen wil. Ik heb tien jaar van mijn leven verbruikt in deze strijd.
Al mijn illusies uit mijn jonge jaren zijn verdwenen. Er is alleen maar een bitterheid over die wellicht voor altijd is.
En hoe moet het met mij verder? Ik wil niet een klein appartement laten inrichten, want dat zou, hoewel ik wel veranderd ben, teveel gevaar lopen. Een gemeubileerd hotel maakt me bang.
In afwachting van wat beters heb ik besloten mijn toevlucht te zoeken bij een arts van mijn vrienden die mij voor 150 frank, in plaats van 240 wat hij aan anderen vraagt, een mooie kamer aanbiedt, een mooie tuin, een prachtige tafel, en een koud bad en twee douches per dag.
Dat is een Duitse behandeling die goed past bij de hete toestand waarin ik nu zit.
Ik ga dus van de termijnafloop profiteren, en van de verhuizing op 7 april – ons appartement is al verhuurd door onze opvolgers - , om me eruit te redden. Maar ik heb geen geld.
Ik heb wel een aantal dingen gemaakt maar die worden pas volgende maand gedrukt, MAAR PAS NA DE 8E. Begrijp je het drama nu? Wat moet ik doen? Ik dacht nog: mijnheer Ancelle heeft misschien geen cent gehad van mijn moeder.
Misschien heeft zij helemaal niets, want toen zij wegging uit Parijs heeft ze nog tegen me gezegd dat ze meer uitgaven zou hebben dan vroeger.
Maar zou ze niet naar mij een brief kunnen sturen waarmee mijnheer Ancelle me een tamelijk groot bedrag mag geven om in één dag al deze ophef te kunnen uitvoeren.
Als het mogelijk is zal zij het beetje bij beetje terugbetalen.
– Behalve het tekort, dat je al kende voordat je vertrok, ben ik met mijnheer Ancelle binnen de precieze en regelmatige termijnen gebleven.
– Lieve moeder, dit durf ik van je te eisen, in een omstandigheid die ZO BESLISSEND is.
– Er zijn twee achterstallige termijnen, en alle rekeningen die men wel moet betalen wanneer men een buurt uitgaat, zoals de slager, wijn, kruidenier, etc.
– Oftewel 400.
Nu zou het netjes zijn als ik met 150 frank bij mijn dokter zou kunnen aankomen om de eerste maand vooruit te voldoen. Ik zou ook eindelijk eens wat boeken willen kopen, dat gemis van boeken wordt nu echt onverdraaglijk, en wat kleding. Ondanks mijn smartelijk leven moet ik toch ook lachen als ik denk aan de preek die je me in je laatste brief gaf over het verband dat er bestaat tussen de menselijke waardigheid en het kostuum, omdat het enige kledingstuk dat je voor me hebt gekocht negen maanden geleden nog alleen het dier bedekt dat jou nu aan het schrijven is.
– En tenslotte zou ik nog graag een heel oude schuldeiser willen sussen omdat hij me een heel ernstige zaak kan bezorgen.
Dit alles is vast wel heel veel, maar toch, lieve moeder van me, je moet weten dat maakt niet uit hoeveel het meest urgent is.
Desnoods zou ik nog kunnen doen wat ik al zo vaak heb gedaan, dan onthoud ik me wel van de dingen die niet onmiddellijk onmisbaar zijn.
Het is nu tien voor half vijf. Ik heb haast. Op 7 april ga ik bij mevrouw Olivier langs.
Alsjeblieft, ik smeek je, vertrouw niet toe aan mijnheer Ancelle wat er met dat geld gedaan wordt.
Ik geef de geheimen prijs die ik zelf wil. Maar jij maakt van mijnheer Ancelle iets broederlijks of vaderlijks, en dat bevalt me helemaal niets.
Ik mag aannemen dat deze brief ernstig genoeg is om je een goede garantie te geven voor het feit dat het geld goed gebruikt wordt.
Desnoods zou 1000 frank genoeg zijn. Maar met maar 400 zou ik het doen.
Maar dan zou er alleen nog geen frank overblijven voor mijn eigen benodigdheden, en dan zou ik op mijn kleine opbrengsten van april moeten wachten, om ze beetje bij beetje bij mijn eigen inkopen te leggen en voor het herstellingsoord.
Ik schrijf je morgen nog een keer, want ik heb nog wel twintig pagina’s aan ideeën in mijn hoofd.
Maar wacht niet op mijn tweede brief om me terug te schrijven, en als je niet anders kunt, stel dan zelfs maar de ideeën of de adviezen uit die bij je opkomen, denk eerst aan de brief die ik aan mijnheer Ancelle wil laten zien.
Morgen of overmorgen zal ik je proberen wat meer opbeurende en vrolijke dingen te schrijven.
Nog één ding: mijnheer Ancelle had het tegen me over je vlinders. Die brave man begreep niet wat dat betekende.
Maar ik heb het wel begrepen. Zorg dus maar voor je ogen, ga naar de dokter, ga maar vaak naar de dokter.
Denk er dan maar aan dat ik misschien ooit een keer bij je ga wonen, en dat ik bij het verhogen van mijn plichten mijn blinde moeder moet aanzien, wat niets zou zijn, maar dat het wel een dagelijkse lijdensweg voor mij zou zijn.
Ik zal je een andere keer vertellen over de politieke gebeurtenissen en de invloed die deze op mij hebben gehad.
Adieu, heb medelijden met me door te denken aan de onacceptabele straffen die ik voor mezelf in petto heb.
Ik raad je wel aan om aan de boekhandel mijn twee stukken over Edgar Allan Poe te vragen.
Charles.