Baudelaire, correspondentie. Aan Madame Aupick, Parijs, zaterdag 4 december 1847.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, zaterdag 4 december 1847.
Ondanks de wrede brief waarmee u mijn laatste verzoek beantwoord heeft, meende ik dat ik me nog eenmaal mocht richten tot u, niet omdat ik heel goed weet wat voor een slecht humeur dat bij u veroorzaakt, evenmin de moeite die het me kost om u de rechtvaardigheid van dit verzoek te laten begrijpen, maar omdat ik in mij zo’n overtuiging voel dat het me oneindig en definitief tot nut zal zijn, dat ik heb gehoopt het met u te delen. Let wel, ik zeg nog eenmaal, wat in mijn heel oprechte gedachte betekent: de laatste keer.
Ongetwijfeld ben ik u bedankjes schuldig voor de welwillendheid die u er van uw kant in heeft willen steken mij enkele onmisbare voorwerpen te laten bezorgen voor een redelijker leven dan het leven wat ik al heel lang moet ondergaan, dat wil zeggen een paar meubels.
Maar toen die meubels eenmaal gekocht waren, had ik geen stuiver meer over, en zat ik zonder die paar voorwerpen die niet minder onmisbaar zijn, en die makkelijk te raden zijn zoals een lamp, een wastafel, etc.
Dat het voldoende mogen zijn als u weet dat ik verplicht was om een lange discussie aan te gaan met mijnheer Ancelle om hout en kolen van hem los te krijgen.
Als u eens wist wat een moeite het me gekost heeft om mijn pen te pakken en me nogmaals tot u te moeten richten, wanhopend als ik was om het u te laten begrijpen, aan u, voor wie het leven altijd zo makkelijk en regelmatig is, dat ik me in zulke problemen bevond! Stel u een voortdurend nietsdoen voor, bevolen door een voortdurende malaise, met een diepgewortelde haat tegen dat nietsdoen, en de absolute onmogelijkheid daar uit te komen, vanwege het voortdurende gebrek aan geld.
Voor zeker, is het beter om in dergelijke gevallen me nog tot u te richten, dan aan onverschillige mensen bij wie ik niet dezelfde sympathie zou vinden. Voor het moment overkomt mij het volgende.
Ik was heel blij dat ik een woning en meubels had gevonden, maar ik zat zonder geld, ik was er al twee of drie dagen naar op zoek geweest, en toen ik afgelopen maandag uitgeput van vermoeidheid, problemen en honger, ben ik het eerste het beste hotel binnengegaan, en sindsdien ben ik daar gebleven, en daar was ook alle reden voor.
Ik had het adres van dit hotel aan een vriend gegeven, aan wie ik geld had geleend vier jaar geleden, in een tijd dat ik nog geld had, maar hij heeft zijn woord niet gehouden. Verder heb ik weinig uitgegeven, 30 of 35 frank in een week.
Maar daar zit het grootste probleem niet. Want als ik er van uitga dat u, door een helaas altijd onvoldoende welwillendheid, mij wel uit die ongelukkige domheid wilt halen, wat moet ik morgen doen?
Want het niets kunnen doen doodt me, vreet me aan,verorbert me. Ik weet werkelijk niet hoe het komt dat ik nog genoeg kracht heb om het desastreuze effect van dat nietsdoen te beheersen, en dat ik nog een absolute helderheid van geest bezit en een voortdurende hoop op geld verdienen, gelukkig te worden en kalm te zijn.
Dus nu vraag ik u het volgende met samengevouwen handen, omdat ik zó sterk voel dat ik mijn laatste grens bereikt heb, niet alleen voor wat betreft het geduld van anderen, maar ook dat van mij. Stuur me niet alleen het bedrag in kwestie, maar ook iets om twintig dagen van te leven, ook al kost dat u duizend maal moeite, en zelfs als u niet gelooft in het werkelijke nut van deze laatste gunst.
U stelt de zaak maar vast zoals u dat wilt. Ik geloof zo volkomen in de tijdsbesteding en de sterkte van mijn wilskracht, dat ik zeker weet dat als ik twee weken of drie weken achterelkaar een regelmatig leven kon leiden, mijn intelligentie gered zou zijn.
Het is een laatste poging, het is een spel.
Neem het risico van het onbekende, moeder, alstublieft.
De uitleg van die zes jaar die zo vreemd en zo rampzalig verstreken zijn, als ik niet profijt had kunnen hebben van een gezonde geest en een gezond lichaam die door niets gedood hebben kunnen worden – is heel eenvoudig.
Dat kan als volgt samengevat worden: verdoofdheid, het uitstellen tot morgen van de meest gewoon redelijke plannen, resulterend in misère, en altijd maar misère. Wilt u er soms een tipje van de sluier van: het is me gebeurd dat ik drie dagen op bed heb moeten blijven, de ene keer door gebrek aan ondergoed, de andere keer door gebrek aan hout.
Echt, laudanum en wijn zijn slechte redmiddelen tegen verdriet.
Ze verdrijven de tijd, maar herstellen niet het leven. Zelfs om jezelf stom te maken heb je nog geld nodig.
De laatste keer dat u mij nog zo aardig 15 frank heeft willen geven had ik twee dagen niet gegeten – achtenveertig uur.
– Ik liep voortdurend op de weg naar Neuilly, ik durfde mijnheer Ancelle mijn gebrek niet te vertellen, en ik hield me alleen wakker en overeind met brandewijn dat ik gekregen had, terwijl ik juist gruw van brandewijn, waar mijn maag van in de knoop raakt.
Dat dergelijke bekentenissen – zowel voor u als voor mij – nooit gekend mogen worden bij levende mensen en het nageslacht!
Want ik geloof nog steeds dat het nageslacht me aangaat. Men zou niet willen geloven dat een verstandig iemand, en geboren uit een lieve en gevoelige moeder in zo’n toestand terecht was gekomen.
Dus dat deze brief, die alleen aan u is gericht, u de eerste persoon aan wie ik zulke dingen toevertrouw - , niet in andermans handen mag komen.
U zult in uw hart voldoende redenen kunnen vinden om te begrijpen dat zulke jammerklachten alleen maar tot u gericht kunnen worden, en ook niet aan derden verteld mogen worden. Voor de rest heb ik voordat ik u ging schrijven aan alles gedacht, en ik heb besloten om mijnheer Ancelle niet meer te zien, - met wie ik al twee onaangename gesprekken heb gehad, - mocht u de fout begaan deze laatste poging als een gewone en gelijkend op alle anderen te beschouwen, en hem deze brief te laten lezen of het hem gewoon te vertellen.
Ik heb net deze twee pagina’s overgelezen en ze lijken mij heel vreemd. Nog nooit heb ik zo luid durven klagen.
Ik hoop dat u deze opwinding graag op de rekening wilt zetten van de lijdenswegen die u onbekend zijn die ik moet ondergaan.
De absolute lusteloosheid van mijn uiterlijke bestaan, in contrast met de voortdurende activiteit van mijn ideeën, brengt me in ongehoorde woedes.
Ik neem mezelf mijn fouten zo kwalijk, en ik neem het u kwalijk dat u niet gelooft in de oprechtheid van mijn bedoelingen.
De waarheid is dat ik sinds enkele maanden in een bovennatuurlijke toestand zit.
Maar – om terug te komen op het principe van hetgeen ik u wilde aantonen – mijn absurde leven kan meestal als volgt worden uitgelegd: verstrooid uitgeven van geld dat bestemd is voor het werk.
De tijd verstrijkt, de levensbehoeften blijven.
Voor de laatste keer, omdat ik er een einde aan wilde maken en omdat ik in mijn wilskracht geloof, heb ik me tot u gewend, om een poging te doen, een laatste inzet voor het spel, zoals ik dat straks al zei, ook al zou u dat – nogmaals – exorbitant lijken en uw zaken verstoren.
Ik kan vermoeden en ik kan heel goed begrijpen dat elke onregelmatigheid van uitgaven onverdraaglijk moet zijn en een gelegenheid tot problemen is in het leven van een bourgeoisvrouw die thuis zit, vooral voor u bij wie ik heb geleefd. Maar ik zit in een uitzonderlijke geestelijke toestand nu.
Ik wilde nog een laatste keer zien of het geld van mijn moeder me tot nut zou zijn – en ik denk dat dat zeker is en definitief, ik lijd teveel om er niet voor de laatste keer een einde aan te maken.
Dit woord is geloof ik al meerdere malen langsgekomen.
En inderdaad, ondanks de vreselijke pijn die ik zou hebben om Parijs te verlaten en om zoveel mooie dromen vaarwel te zeggen, heb ik het oprechte en heftige besluit genomen het wel te doen, als ik het niet voor elkaar kan krijgen om een tijd een werkzaam leven te leiden met het geld dat ik aan u vraag. Want het zou zijn om ver te komen.
Mensen die ik gekend heb in L’Ile de France waren zo aardig zich mij te herinneren, daar zal ik makkelijk een plek vinden om op te vullen, een mooi salaris voor een land waar men makkelijk kan leven wanneer men daar eenmaal zit, en de verveling, de afschuwelijke verveling en de intellectuele verslapping van warme en blauwe landen.
Maar dat zal ik als straf nemen en boetedoening voor mijn hoogmoed, als ik aan mijn laatste voornemens niet mocht voldoen. Ga niet bij de officiële functies zoeken wat dat dan voor werk kan zijn.
Want het is bijna een dienstbodebetrekking.
Het gaat erom om alles behalve scheikunde, natuurkunde en wiskunde te leren aan de kinderen van een vriend van me. Maar laten we het daar maar niet meer over hebben, want de mogelijke noodzaak van deze beslissing geeft me de rillingen.
Alleen wil ik er wel aan toevoegen dat in het geval ik mocht oordelen dat het goed is om mezelf zo te straffen voor het niet uitvoeren van al mijn dromen, dan eis ik wel omdat me daar een makkelijk en verzekerd leven wacht, dat alles achter me betaald wordt.
Alleen al de gedachte aan deze decadentie en deze afzwering geeft me de rillingen over mijn rug. Daarom bezweer ik je ook om deze brief niet eens vertrouwelijk aan mijnheer Ancelle te laten zien, zo schandelijk vind ik het voor een man om te twijfelen aan een succes.
Ik heb tot februari om het te accepteren of het te weigeren, en ik zeg dat ik met Nieuwjaar de bewijzen heb dat uw geld goed besteed is.
Want dit is mijn plan: het is uiterst simpel. Ongeveer acht maanden geleden kreeg ik de opdracht om twee grote artikelen te schrijven die nog steeds slepen, de ene een geschiedenis van de karikatuur, de andere een geschiedenis van het beeldhouwen.
Dat is 600 frank, en zal alleen de urgente behoeften dekken. Maar, die dingen zijn voor mij een spel.
Vanaf het nieuwe jaar begin ik met een nieuw beroep, - dat wil zeggen het creëren van pure verbeeldingsverhalen, - de Roman.
Het is niet nodig dat ik u hier de ernst, de schoonheid, en de oneindige kant van die kunst toon.
Omdat wij in materiële kwesties zitten, en het voor u genoeg is om te weten dat of het nu goed of slecht is, alles kan je verkopen. Het gaat alleen om nauwgezetheid.
En dus heb ik uitgerekend dat ik, door de buitengewone gelatenheid van de meeste van mijn schuldeisers die hun schuldvordering als erbarmelijk zien, en daarbij opgeteld ook door hun innerlijke besef dat ze mij onbeschoft bestolen hebben, het totale bedrag van mijn schulden tot hooguit 6 à 8000 francs kan herleiden.
Dat bedrag is met wat oplettendheid en doorzettingsvermogen makkelijk te vinden, kijk welke ervaring ik daarmee heb opgedaan in al die drukte bij de kranten en de boekhandels.
Wie zal ik met de taak belasten om te vergaderen met hen, met mij, M. Ancelle, en dan nog iemand? Ik weet het nog niet. Maar dan eis ik wel van u de belofte dat wanneer deze eerste plicht vervuld is, en er dan enkele maanden overheen te laten gaan om te bewijzen dat ik niet alleen mijn schulden kan betalen maar ook dat ik geen nieuwe meer maak, u mij dan helpt met uw getuigenis en ook uw uiterste best om mij mijn vrije beschikking over mijn geld terug te laten krijgen.
En dan geeft u mij ook uw wrede brieven terug waar u het over had, en waar u zo streng over bent.
Maar als u eens wist uit wat voor gecompliceerde kleine en grote lijdenswegen mijn dagelijkse lijdensweg bestaat!
Maar ik heb deze keer op zijn minst toch mijn best gedaan om u een nette brief te schrijven, en die kan ook dienen als bewijs dat ik volkomen helder ben in mijn hoofd op goede momenten, maar het is zo ongelukkig dat ik u nodig heb, en dat ik naar u toe geen enkele stap kan doen die zonder belang lijkt.
Ik ben heel erg moe. Het is alsof ik een rad in mijn hoofd heb. – Voor de laatste keer moeder, ik smeek u met klem voor mijn eigen heil.
– Het is de eerste keer geloof ik dat ik u zo lang in vertrouwen neem over zoveel gekoesterde en voor mij belangrijke plannen.
Dat het u ervan moge overtuigen dat ik er af en toe aan denk om afstand te nemen van de trots die ik heb jegens mijn moeder!
Praat me niet meer over mijn leeftijd. Niet alle opvoedingen zijn, en dat weet u, hetzelfde en zo vat de kwestie zich samen.
Hoe meer tijd er voorbijgegaan is tussen de dag van de geboorte en het aangewezen moment voor het succes, hoe sneller je moet gaan en van de rest moet profiteren.
Maar nogmaals, ik voel me geestelijk nu zo perfect in goeden doen, dat het echt jammer zou zijn als ik me nu niet goed verstaanbaar heb kunnen maken. De tijd vliegt, en weer een paar dagen niets doen zou me kunnen doden.
Ik heb het u al gezegd, ik heb zo op mijn krachten geteerd dat ik aanbeland ben bij de laatste grenzen van mijn eigen geduld, en dat ik zonder hulp een laatste krachtsinspanning niet meer aankan.
Mocht er bij u per toeval de gedachte opkomen om M. A[ncelle] geld te gaan vragen, zeg hem dan niet waarom, en aangezien ik me tot u gericht heb, laat me dan op zijn minst het plezier dat ik die gunst van u alleen heb gekregen.
Antwoord me onmiddellijk. Ik moedig mezelf nu al drie dagen aan om u te schrijven en ik durf het niet. U kunt het aan een boodschapper toevertrouwen.
– Nog één ding. U probeert mij al heel lang uit uw aanwezigheid te verdrijven.
U hoopt waarschijnlijk dat zo’n uitsluiting de afsluiting van mijn problemen zal betekenen. Hoeveel fouten ik ook gemaakt mag hebben, dit is niet een fout, en denkt u echt dat mijn ziel sterk genoeg is om een eeuwigdurende eenzaamheid te kunnen verdragen?
Ik ga de verplichting aan dat ik u pas voor het eerst zal gaan bezoeken wanneer ik u goed nieuws kan komen brengen.
Maar vanaf dan vraag ik om u te gaan zien, en om goed ontvangen te worden, en op zo’n manier dat uw houding, uw blikken en uw woorden me bij u thuis zullen beschermen tegen iedereen.
Adieu. Ik ben blij dat ik u geschreven heb.
Charles.