Baudelaire, correspondentie, aan Madame Marie. Parijs, cité d’Orléans begin 1852.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME MARIE
Parijs, cité d’Orléans begin 1852.

 

Madame,

    Is het heel goed mogelijk dat ik u niet meer mag zien? Dat is voor mij een heel belangrijke vraag, want ik ben nu alweer zover dat uw afwezigheid voor mijn hart reeds een enorm gemis is.

    Toen ik hoorde dat u het poseren afzegde en dat ik daar ongewild de oorzaak van was, werd ik heel vreemd verdrietig.
Ik wilde u toen schrijven, hoewel ik niet erg voorstander van schrijven ben. Men krijgt daar bijna altijd spijt van.
Maar ik loop geen enkel gevaar want ik ben vastbesloten om me voor altijd aan u te geven.
Wist u dat ons lange gesprek van donderdag heel erg vreemd was?
Door dit zelfde gesprek ben ik in een nieuwe toestand gekomen die de gelegenheid voor deze brief gaf.

    Een man die zegt: “Ik houd van u!” en die smeekt – en een vrouw die antwoordt: Van u houden? Ik! Nooit! Er is er maar één die mijn liefde heeft. Onheil voor degene die na hem komt.
Die zal dan slechts mijn onverschilligheid en mijn misprijzen krijgen!” En diezelfde man wilde het plezier hebben om wat langer in uw ogen te mogen kijken, en liet u tegen hem praten over een ander, u sprak alleen maar over hem, u ontvlamde alleen voor hem, en u dacht alleen maar aan hem.
Uit al die bekentenissen bleef een heel vreemd feit over, en dat is dat u voor mij voortaan niet alleen maar een vrouw bent naar wie men verlangt, maar een vrouw van wie men houdt om haar oprechtheid, om haar passie, om haar frisheid, om haar jeugdigheid en om haar dwaasheid!...

    Ik heb veel verloren door die verklaringen van u want u was zo vastbesloten dat ik me meteen daarna wel moest onderwerpen. Maar u, mevrouw, u hebt er wel heel veel bij gewonnen. U hebt een groot respect en een diepe waardering bij mij opgewekt. Blijf altijd zo en bewaar dat goed, die passie die u zo mooi en zo gelukkig maakt.

    Komt u alstublieft terug, ik smeek het u, dan zal ik me heel lief en bescheiden gedragen met mijn verlangens. Ik verdiende het om geminacht te worden door u toen ik u had geantwoord dat ik ook blij was met de kruimels.
Ik loog toen. Oh! Als u eens wist hoe mooi u toen was die avond!... Ik durf u geen complimenten te maken, dat is zo banaal!
Maar uw ogen, uw mond, uw hele levendige en geanimeerde wezen komt langs, nu, voor mijn gesloten ogen, - en ik voel heel goed dat het definitief is. Komt u alstublieft terug, ik vraag het u op mijn knieën, ik zeg niet dat u mij zonder liefde zult vinden, maar toch kunt u ook mijn geest niet tegenhouden om rond uw armen, om uw mooie handen te dwalen, om uw ogen, waar uw hele leven in zetelt, om uw hele aanbiddelijke zinnelijke persoon.
Nee, ik weet dat u dat niet kunt. Maar wees gerust, u bent voor mij een aanbiddelijke verering, en het is onmogelijk dat ik u bezoedel. Ik zal u altijd net zo stralend zien als daarvoor. Uw hele persoonlijkheid is zo goed, zo mooi en zo lief om in te ademen!
U bent voor mij het leven en de beweging, niet zozeer juist vanwege de snelheid van uw gebaren en de gewelddadige kant van uw karakter, als wel vanwege uw ogen, die de dichter alleen maar een onsterfelijke liefde kunnen aanwakkeren.

    Hoe moet ik u vertellen hoezeer ik van uw ogen houd, en hoezeer ik uw schoonheid waardeer? Zij bevat twee tegenstrijdige charmes, maar bij u spreken die elkaar niet tegen: de charme van het kind en de charme van de vrouw. Oh! Geloof me, ik zeg het uit de grond van mijn hart, u bent een aanbiddelijk wezen en ik houd heel erg veel van u.
Dat is een deugdzaam gevoel waardoor ik voor altijd aan u verbonden ben. Ondanks uw wil zult u voortaan mijn talisman en mijn kracht zijn. Ik houd van u, Marie, dat is ontegenzeggelijk, maar de liefde die ik voor u koester is de liefde van een Christen voor zijn God.
Geef daarom ook nooit een aardse naam, die zo vaak schandelijk is, aan deze onlichamelijke en mysterieuze verering, aan deze lieflijke en kuise aantrekkingskracht, waardoor mijn ziel aan de uwe is verbonden, ondanks uw wil.
Dat zou heiligschennis zijn!

    Ik was dood, u heeft me weer geboren laten worden.
Oh! U weet niet wat ik u allemaal schuldig ben! Ik heb uit uw engelenogen onbekende vreugden gehaald, uw ogen hebben me geïnitieerd in het geluk van de ziel in alles wat zij aan het meest perfecte en delicate bezit. Voortaan bent u mijn enige koningin, mijn passie en mijn schoonheid, u bent het gedeelte van mij dat gevormd is door een spirituele streling.

    Door u, Marie, zal ik groot en sterk zijn. Als Petrarca zal ik mijn Laura onsterfelijk maken.
Wees mijn beschermengel, mijn Muze en mijn Madonna, en begeleid mij op de weg naar de Schoonheid.

    Wilt u me antwoorden met één woord, alstublieft, eentje maar.
In het leven van iedereen zijn er van die twijfelachtige en beslissende dagen waarop een getuigenis van een vriendschap, een blik, een klein krabbeltje u tot een stommiteit kan brengen. Ik zweer u dat ik daar nu ben aanbeland.
Een woord van u zal het gezegende iets zijn waar men naar kan kijken en dat men uit het hoofd leert. Als u eens wist hoezeer u bemind bent! Kijk, hier, ik leg me aan uw voeten, een woord, zeg me een woord… Nee, dat zult u niet zeggen!

    Gelukkig, duizend maal gelukkig is degene die u uit al die anderen gekozen heeft, u zo vol wijsheid en schoonheid, u zo aantrekkelijk, met talent, geest en hart! Welke vrouw zal u ooit nog kunnen vervangen?
Ik durf niet om een bezoekje te vragen, u zou me dat weigeren. Ik wacht liever.
Ik zal jaren wachten, en wanneer u zult zien dat u koppig bemind wordt met respect, met absoluut zonder enig eigenbelang, dan zult u zich herinneren dat u begonnen was met me te mishandelen, en dan zult u toegeven dat het een slechte daad was.

    Enfin, ik ben niet vrij om de klappen te weigeren die het idool behaagt me te geven.
Het behaagde u me de deur te wijzen, het behaagt mij u te aanbidden, dat is een uitgemaakte zaak.

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief