Baudelaire, correspondentie, aan Mme Aupick. 9 juni 1841.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd
AAN MADAME AUPICK
[Op zee.] Woensdag 9 juni 1841.
19 jaar oud
Lieve en geliefde moeder,
Vergeef me voor de loszittende brief – Het is onverhoeds.
Er staat nu zoveel wind dat we binnen een uur op volle zee zullen zitten, en de stuurman ons gaat verlaten.
Ik moest lachen om al je verzendingen. Er is minder uitgegeven dan men eiste voor mijn vertrek – maar ik zou het beter in mijn eentje vanaf gebracht hebben voor het kopen van die kleding.
De kapitein is heel aardig. Goedheid, originaliteit, onderricht.
Stuur dit naar Maublanc.
Doe Louis mijn Robinson Crusoé cadeau. Dat wens ik.
Ik wil niet dat je me brieven schrijft zoals die laatste.
Ze moeten niet vrolijk zijn.
Ik wil dat je goed eet en dat je blij bent door te denken dat ik blij ben.
Want dat is ook zo. Of zo ongeveer.
Bij de volgende gelegenheid schrijf ik naar de generaal.
Ik schreef het je al, dit is onverwacht.
We zijn nu al heel erg aan het stampen.
Ik vergeet misschien dingen te schrijven, maar je kunt elkaar al veel zeggen door elkaar veel liefs te wensen, en dat doe ik je dan ook met heel mijn hart.
In de brief voor Maublanc zitten er nog meer.
Zorg er voor dat hij dat in goede orde krijgt.
Kapitein Saliz doet je duizend beleefde groeten en belooft je een goede reis.
Het gaat heel goed met ons allebei en het mooie weer maakt hem vrolijk.
Charles.
In Bourbon schrijf ik je een lange brief, een heel schrift.