Baudelaire, correspondentie, aan Mme Aupick. Creil, begin mei 1841.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd
AAN MADAME AUPICK
Creil, begin mei 1841.
19 jaar oud
Negen of tien dagen ben ik nu hier, lieve mama, en ik begin me aardig te vervelen. Ik betreur het ten zeerste dat je dacht dat ik zo’n grote hekel had aan het huis van mijn broer.
Fontainebleau is minder provinciaals dan Creil.
Ik zit hier met gepensioneerde cabaretiers, rijk geworden metselaars en vrouwen die op conciërges lijken.
Toch heb ik in het gezelschap van de kolonel een vrouw gevonden met blanke handen, en die ook Frans spreekt. Ik vlucht zo vaak als ik kan naar haar.
De rest van de tijd vlucht ik in de weilanden, en verwarm ik me in de volle zon.
Hier houdt iedereen van geld, ze ruziën tijdens spelletjes spelen, en ze zijn vreselijke roddelaars.
Er is hier een persoon waar ik wel van moet houden, want die is zo goed voor me, soms wordt zij er flauw van!
Ze heet mevrouw Hainfray.
Zij heeft ervoor gezorgd dat mijn kamer werd opgeknapt voordat ik kwam, ze heeft er gordijnen laten ophangen, nieuw behang laten aanbrengen, een klok neer laten zetten, en ze heeft zelf een kamerscherm bekleed.
Op een dag zei ik dat thee lekker was, en de volgende dag stond er de hele dag door thee in huis.
Een andere dag had ik het over uiensoep gehad, en toen kregen we een uiensoep te eten, met een spekomelet, en al snel lunchten we met een spekomelet.
Je ziet dat ze veel pietepeuteriger en moederend is dan een moeder, maar goed, als je haar schrijft, vertel haar dan hoe erkentelijk ik haar daarvoor ben. Ze heeft me verteld dat je ziek was geweest.
Ik hoop en ik had gedacht dat het alleen maar door de vermoeidheid en de ophef kwam die ik daar veroorzaakt heb.
Zeg, lieve moeder, zul je, al was het alleen maar uit eigenliefde voor je zoon, er voor zorgen dat het goed met je zal gaan, dat je goed zult eten, zodat je man me niet zal kunnen verwijten dat ik je ziek heb gemaakt?
Overtuig hem, als je kan, dat ik niet een grote schurk ben, maar een lieve jongen.
Veel liefs en in mijn volgende brief zend ik je bloemen die je heel vreemd zult vinden.
Charles.
Generaal Aupick aan Alphonse Baudelaire.
Kapitein Saliz aan generaal Aupick.