Baudelaire, correspondentie, aan Mme Aupick. Parijs, 10 juni 1839.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, maandagochtend 10 juni 1839.

18 jaar oud

Lieve moeder,

    Mijn eerste week die ik bij de heer Lasègue heb doorgebracht is nu voorbij. Ik ben er met een perfecte gratie en netheid ontvangen. Ik ben er prima.
Beetje bij beetje komen mijn dagen gevuld. Vanaf maandag ga ik me op het eindexamen richten.

     Ik weet niet wat ik moet zeggen, en toch heb ik oneindig veel dingen te vertellen. En allereerst wil ik je zeggen dat ondanks de perfecte vriendelijkheid van mijnheer Lasègue, ondanks dat het me aan niets ontbreekt, en dat ik niet mag klagen, lijkt het alsof ik iets mis; op sommige momenten voel ik me troosteloos, ik denk dat ik jou mis.
Ik mis die aanwezigheid van iemand tegen wie je van alles kan vertellen, met wie je zonder enige gêne kan lachen – enfin – hoewel ik me heel goed voel, in materiële zin, mis ik jullie.
Ik zou dit einde van het jaar willen zien vliegen als de wind – mijn vader genezen willen zien, en willen weten in wat voor situatie we volgend jaar zullen zitten. Ja, het zal daarom ook een grote vreugde zijn als ik jullie weer zie.

     Ik zou graag willen weten hoe lang jullie daar zullen blijven. – je zei me eerst twee of drie maanden – en Fanchette zei dat het verlof van mijn vader voor vier maanden was. Hemel! Wat lang! Maar ik zal er toch aan moeten wennen.
Ik denk dat de beste manier om er aan te wennen voor mij is dat ik mijn gedachten constant bezig houd – hard werken. – Wat vreemd!
Vorig jaar, toen jullie me alleen op school achterlieten, had ik dat helemaal niet. Ik zie dat wanneer je ver bent van je moeder, is het nog beter om alleen te zijn dan met vreemden.

     Ik ben nog niet bij mijnheer Olivier geweest. Ik zag dat het huis waar ik ga eten een vreemd huis is. De vrouw die de leiding heeft van dit huis is naar men vertelt een voormalig bediende die door haar vroomheid en toewijding haar geld heeft verdiend.
Men zegt dat zij haar reputatie krijgt door een huis te beheren waar alle jonge legitimisten samenkomen die door hun ouders alleen worden gelaten in de wijk Saint-Germain.
Toen ik aan mevrouw Céleste werd voorgesteld ontving deze oude juffrouw mij met neergeslagen ogen, een valse kloosterblik, en op een zoetsappig toontje. Daar was ik verbaasd over.
Een kameraad van de Louis-le-Grand die ik aan de zelfde tafel tegenkwam, heeft me op de hoogte gebracht van de toon van het huis en daar hebben we om moeten lachen.
Hij zei dat in dit huis het denkbeeld van de godsdienst en van de legitimisten zo apart verenigd waren dat je alleen maar de regering hoefde te haten om gereputeerd katholiek te worden.
Dit is allemaal heel ontspannend. Ik vertelde het mijnheer Lasègue en we moesten er allebei om lachen.

Beloof me nu dat je me in je brieven alles vertelt wat jullie doen, wat jullie denken, wat jullie lezen.
Alsjeblieft, vertel me regelmatig hoe het met onze lieve vader gaat, - ik ga hem ook een keer schrijven. Ik hoop dat het hem plezier doet.

Adieu, goede moeder.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief