Baudelaire, correspondentie, aan Mme Aupick. Parijs, 27 juni 1838.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd
AAN MADAME AUPICK
Parijs, 27 juni 1838.
17 jaar oud
Nº. 3
Lieve moeder,
Ik wacht vol ongeduld op een brief van jou. Volgens mij heb ik er heel lang geen een gehad. Mijn dagen gaan één voor één voorbij, heel triest. Ik voel het einde van het jaar aankomen, en dat maakt me bang, vanwege het examen, waar er, geloof ik, niets te hopen is voor me.
Ik voel het echte leven met nog meer angst aankomen. Al die kennis die je moet zien op te doen, al die bewegingen die je moet doen om een lege plek te vinden op deze wereld, dat alles maakt me bang.
Maar goed, ik ben gemaakt om te leven, dus ik zal mijn best doen.
Bovendien moet er volgens mij in die kennis die je moet zien te vergaren in deze strijd met de anderen, in deze moeilijkheid zelf, enig plezier zijn.
We hebben een proefwerk gemaakt in Franse en Latijnse redevoering. Voor Latijnse redevoering zijn er alleen nog proefwerken voor de prijzen. Onze plaatsen worden altijd uitgesteld.
Mevrouw Jaquotot schreef me een brief omdat ze wilde weten hoe het met jou ging, en ze vroeg me of ik een dagje bij haar wilde komen; om te vermijden uit te gaan, en als perfect excuus dacht ik dat ik kon zeggen dat ik huisarrest had tot het einde van het jaar.
Alsjeblieft, schrijf me, vertel me wat je allemaal ziet, en vertel me vooral hoe het met Papa gaat; nu jullie vast al in Barèges zijn aangekomen, wil ik de hele tijd berichten hebben, en zijn genezing volgen alsof ik bij jullie was.
Ik denk nog steeds aan de vakantie, minder nog voor het plezier dan voor het werk dat ik van plan ben te doen. Ik wil mijn dagen helemaal vullen.
En om je de waarheid te zeggen, als ik alles wat ik me heb voorgenomen punctueel zou uitvoeren, denk ik dat ik geen tijd genoeg zou hebben. Ik weet heel goed wat je zegt zodra ik het over dergelijke plannen heb.
Maar je weet toch ook hoeveel moed ik heb en zelfs hoe snel ik kan zijn als de nood hoog is en me daartoe dwingt, welnu! De nood van het echte leven zal binnenkort komen, dus wie weet of ik niet plotseling voor altijd kan veranderen, zoals ik soms ook plotseling verander voor huiswerk voor school, dus wie weet wat de noodzaak me geeft aan geheugen en activiteit?
Toch is er een ding waar ik bang voor ben.
Als ik begin in te zien wat een enorme hoeveelheid weldaden ik je schuldig ben, zie ik dat er geen andere manier is om je die terug te betalen dan met vreugde van eigenliefde, van successen. Maar mijn arme moeder, als de natuur me niet geschikt gemaakt heeft om je tevreden te stellen, als ik te arm van geest ben om jouw ambitie waar te maken, dan zul je dus sterven voordat ik je zwakjes heb kunnen belonen voor alle moeite die je voor me gedaan hebt.
Ik verzeker je dat ik dit echt in alle eerlijkheid zeg. Want voor een paar goede uitslagen op school, ik weet heel goed hoe je die kunt behalen, maar ik beschouw dat als heel nutteloze en onbelangrijke dingen, ik vind er nauwelijks een bewijs in ten gunste van mijn geest.
Enfin, ik zal hard werken. Veel liefs voor Papa van mij, en vertel me hoe het met hem gaat.
Vertel me of ik op elke brief die ik aan je schrijf moet zetten: ik verzoek mijnheer Coppenhague dit te sturen naar etc. of alleen gewoon een enveloppe.
Charles.
Tot nu toe zette ik alleen maar op het adres aan mijnheer Coppenhague te sturen aan madame Aupick, en omdat ik er niet op had gezet dat de brieven van mij kwamen, vrees ik dat hij ze jullie niet heeft opgestuurd.