Baudelaire, correspondentie, aan Mme Aupick. Parijs, zaterdag 30 augustus 1851.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, zaterdag 30 augustus 1851.
Lieve moeder,
Ik zal je vast wat verdriet gaan doen. Ik had je beloofd om je twee keer per maand te schrijven, en nu woon ik hier al zes weken , en ik heb je nog niet geschreven.
Dat komt door de ijdelheid die ik had om je iets vrolijks te kunnen aankondigen in mijn eerste brief. Maar daar is geen sprake van, helemaal niets, of bijna niets.
Omdat ik je wel op de hoogte wil houden van alles wat ik doe, stuur ik je dit kleine vlugschrift waarvoor ik heel goed betaald heb gekregen, en die je moet lezen omdat die van mij is, want ik hecht er anders niet veel belang aan.
Je had me toen je wegging met een charmant briefje bedankt voor de beloftes die ik je had gedaan.
En dan begin ik nu al deze niet na te komen. Ik had je bijna verboden me geld te sturen nu mijn positie met mijnheer Ancelle geregeld is, en het tekort was vastgesteld.
Maar nu doe ik zelf vandaag een beroep op jouw eeuwige inschikkelijkheid. Het is maar voor iets heel weinigs, en ik ben je daarbij wat verklaringen schuldig. De eerste twee maanden, juli en augustus, heb ik geleefd van het geld dat ik regelmatig ontving in Neuilly, en het onvermijdelijke tekort heb ik betaald, ik bedoel de gemaakte afspraken met de onvermijdelijke schuldeisers, (de kleermaker 50 frank, de meubels 50 frank etc…), met wat ik verdiend heb.
Daarbij heb ik nog wat oude kleine schulden betaald. Tot nu toe had ik mezelf goed in de hand.
Maar eergisteren kreeg ik de nieuwe maand die begonnen is, en omdat ik zeker dacht te weten dat mijn werk over La Caricature meteen gedrukt zou worden, heb ik heel moedig en in één keer de 200 frank aan inkopen uitgegeven, die wel nodig waren hoor, maar die ook uitgesteld konden worden tot de volgende maand (de verklaring hiervoor is dat ik een verhuizing ga doen binnen hetzelfde huis waarin ik woon, en omdat ik een appartement neem aan de achterkant met een kamer meer, had ik een bureau nodig en een klein bed van ijzer en wat stoelen.)
Maar, als gevolg van incidentjes die zich onophoudelijk voordoen en die je moet weten te zien aankomen, en die ik niet heb zien aankomen, kan dat werk pas over twee weken gedrukt en betaald worden, en misschien pas aan het eind van de maand.
Op het moment dat ik je dit schrijf, heb ik nog 20 frank hier liggen. Ik zal die langzaam met angst en beven zien wegvliegen. Over een maand, over twee weken ben ik rijk, maar tot die tijd... Tot die tijd wanorde en dientengevolge geen productie.
Dat is mijn verhaal van negen jaar lang dat vandaag opnieuw weer begint. Bovendien heb ik behalve de totale betaling van mijn brochure een beetje geld van mijn boekhandelaar gekregen als lening en ik heb hem beloofd die overmorgen aan hem terug te sturen. Ik smeek je, wees niet boos op me. Ik zit nu al twee dagen te herkauwen over wat ik moet doen, en ik dacht dat het meest verstandige dat ik kon doen was dat ik je mijn stommiteit zou opbiechten. Maar hoeveel dagen gaan er tussen mijn brief en jouw antwoord zitten! En dan jouw boosheid! En jouw waarschijnlijke armoede!
Als 200 het mogelijke overstijgt, dan moet het maar150 zijn. Als 150 teveel is, dan moet het maar 100 zijn, GEEFT NIET HOEVEEL DAN MAAR, en als ik niet door jou rustig het einde van de maand kan bereiken of zelfs maar de eerste helft, dan hoop ik dat ik dan tenminste maar een paar dagen respijt kan krijgen om weer bij te komen. Nu ik mijn bekentenissen heb gedaan, hoef ik alleen nog maar enkele meningen toe te voegen die hierover gaan.
Ik zou graag willen dat mijnheer Ancelle hier niet mee gemoeid raakt, in absolute zin. Ik wil niet dat jij hem wantrouwend tegen mij maakt.
Ik had naar hem toe kunnen gaan en van zijn verstrooidheid kunnen profiteren, maar ik wilde me liever tot jou richten. Ik denk niet dat er in het buitenland gebruik gemaakt kan worden van wissels bij de post zoals dat in Frankrijk gedaan wordt.
Daarbij denk ik dat jij niet weet hoe dat werkt. De enige twee personen van onze kennissen die ik zonder woede en zelfs met plezier kan gaan zien zijn mijnheer Olivier en mijnheer Lenglet (ik weet hun adres niet).
Ik heb je voor vandaag vast wel genoeg lastiggevallen. In mijn volgende brief, van 16 september waarschijnlijk, zal ik dan het verhaal vertellen van een abominabele poets die dokter Nacquart me heeft gebakken bij mevrouw de Balzac die ik nodig heb. Wat bezielt die gemene man die ik meer dan twintig jaar niet gezien heb en die ik alleen maar gekend heb door die voorspellingen die hij gedaan had over mijn dood, en de dreigementen van de martelingen die hij me wilde aandoen?
Voor de rest, om je het verhaal te vertellen moet ik het wat verder gaan uitdiepen.
Ik ben heel erg ongerust en heel verdrietig. Je moet het toegeven aan jezelf, de mens is maar een heel zwak dier, want de gewoonte speelt zo’n grote rol in de deugd. Ik had de grootste moeite om mezelf weer aan het werk te zetten. En dan nog, ik zou eigenlijk het woordje weer moeten schrappen, want volgens mij ben ik nooit aan het werk geweest. Wat een buitengewone zaak!
Een paar dagen geleden had ik de papieren in handen van de jeugd van Balzac.
Niemand kan zich ooit voorstellen hoe onhandig, onnozel en DOM die grootse man in zijn jeugd was.
En toch is het hem gelukt om niet alleen grandioze denkbeelden maar ook een immens denkvermogen te krijgen, zich dat eigen te maken, om het zo te zeggen.
Maar hij heeft ALTIJD gewerkt. Het is best een troostende gedachte dat men door werken niet alleen geld kan verdienen maar ook een ontegenzeggelijk talent.
Maar toen Balzac dertig was had hij al een paar jaar lang een permanent werkritme als gewoonte aangenomen, en tot nu toe heb ik alleen maar schulden en plannen met hem gemeen.
Ik ben echt heel verdrietig. Dat grote werk dat ik je volgende maand op ga sturen zul je vast met veel plezier lezen of liever met de trotse ogen van een moeder. Maar hoe dan ook, het is uiteindelijk een gemene zaak.
Je zult ongetwijfeld wat verrassende bladzijden lezen, en de rest is enkele een samenraapsel van tegenstrijdigheden en onzinnig gepraat. En de eruditie zit er alleen maar aan de buitenkant.
En verder? En verder, wat zal ik verder laten zien? Mijn dichtbundel?
Ik weet dat het een paar jaar geleden goed zou zijn geweest voor de reputatie van een man. Dan zou het een herrie gegeven hebben bij alle duivels.
Maar vandaag de dag zijn de voorwaarden, de omstandigheden, allemaal veranderd. Maar als mijn boek een lange adem heeft, hierna? Wat? Toneel, roman, de geschiedenis zelf misschien wel. Maar jij weet niet wat dagen vol twijfel inhouden.
Soms lijkt het wel of ik teveel redenerend ben geworden en dat ik teveel gelezen heb om iets oprechts en naïefs te scheppen.
Ik ben teveel een wijsgeer en te weinig een harde werker.
Maar misschien ben ik uiteindelijk over een week wel vol vertrouwen en verbeelding?
Ik denk terwijl ik dit opschrijf, dat ik dit voor geen goud aan een kameraad zou toegeven.
Maar ik moet niet achteruit deinzen. Ik moet in de loop van 1852 uit mijn toestand van niets kunnen zijn gekomen, en voor het Nieuwjaar moet ik al een paar schulden hebben betaald, en mijn gedichten hebben uitgebracht.
Ik zal deze zin uit mijn hoofd leren.
Wat Balzac betreft, ik was bij de eerste voorstelling van Mercadet le Faiseur. De mannen die die arme man zo hebben gekweld beledigen hem na zijn dood.
Als jij de Franse kranten leest, dan zul je hebben begrepen dat het afschuwelijk was.
Het is gewoon een geweldig stuk. Ik zal het je opsturen.
Schrijf me meteen terug. Neem de juiste voorzorgsmaatregelen opdat de brief niet kwijtraakt. Vertel me over de manier waarop jij wilt dat ik met jou correspondeer.
Schrijf er ook wat details bij over je reis en vooral over je gezondheid. Vergeet niet je brieven te dateren, wat je altijd vergeet.
En ontvang nu het bewijs van de diepe vreugde die ik nog heb, en die mijn geweten gerust stelt, dat ik de natuurlijke banden met mijn moeder weer heb aangehaald die nooit onderbroken hadden moeten worden. Veel liefs.
Charles.
Aan mijnheer Charles Baudelaire (alleen aan hem), rue des Marais-du-Temple 25, Parijs, Frankrijk.
Frankeer, dat is iets wat ik niet doe, en daar is ook alle reden voor.
C.B.
Deze brief is heel slecht gekrabbeld. Dat komt door de ijzeren veer.
– Als het mogelijk is, probeer dan een keer gratis tabak uit Spanje naar me toe te laten sturen.
De volgende keer zal ik het met je hebben over J. Jacques, die jou overigens de groeten doet.