Baudelaire, correspondentie. Aan Mme Aupick. Parijs, zomer 1844.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, zomer 1844.
Ik vraag je om dit heel aandachtig te lezen omdat het heel ernstig is, en omdat datgene dat ik doe een hoogst belangrijke oproep op je gezond verstand is, en op de hevige liefde die je voor mij zegt te koesteren.
Ik geef je deze brief ten eerste onder de verzegeling van het geheim, en ik verzoek je om hem aan niemand anders te laten zien.
Ten tweede, wil ik je dringend verzoeken bij gratie dat je er geen enkele bedoeling inziet dat ik het naar het pathetische wil trekken, noch je anders te raken dan met een paar redeneringen.
Door de bizarre gewoonte die onze discussies doen veranderen in bitterheid, waarin van mijn kant vaak niets van waar is, door de geagiteerde toestand waarin ik zit, en door jouw beslissing om niet meer naar me te willen luisteren, ben ik verplicht me te richten tot de briefvorm waarmee ik je wil overtuigen hoezeer je ongelijk kunt hebben ondanks al je lieve bedoelingen.
Ik schrijf dit allemaal met een goed uitgerust hoofd, en wanneer ik denk aan de ziektetoestand waarin ik al een paar dagen zit, veroorzaakt door woede en verbazing, dan vraag ik me echt af op welke manier ik in hemelsnaam het geheel moet gaan verdragen als het vervuld is!
Jullie zeggen steeds maar weer, om me er maar niet aan te laten denken, dat het allemaal heel logisch is, en helemaal niet onterend.
Dat kan wel zo zijn, en dat geloof ik ook, maar wat maakt het eigenlijk uit hoe het in werkelijkheid bij de meeste anderen gaat, als het iets totaal anders voor mij is.
Jij zegt, dat je mijn woede en mijn verdriet als iets volkomen voorbijgaands bekijkt.
Je veronderstelt dat je me alleen maar een kinderpijntje bezorgt voor mijn bestwil.
Maar overtuig je dan maar eens goed van één ding, dat jij altijd maar lijkt te ontkennen.
Dat is dat ik, en werkelijk tot mijn grote ongeluk, niet zo in elkaar zit als andere mensen.
Wat jij beschouwt als een noodzaak, en als een tijdelijk pijntje, dat kan ik niet, dat kan ik niet verdragen.
Dat is heel goed te verklaren.
Jij kunt wanneer wij alleen zijn, me behandelen zoals je wilt maar ik duw woedend alles weg wat een schending van mijn vrijheid is.
Zit er niet een ongelooflijke wreedheid in dat ik me moet onderwerpen aan de arbitrage van een stel mannen die dat helemaal niet leuk vinden, en die me helemaal niet kennen?
Even onder ons overigens, wie kan er zich op de borst kloppen mij te kennen, en weten waar ik heen wil, wat ik wil doen, en tot welke dosis geduld ik in staat ben?
Ik geloof eerlijk dat jij een ernstige fout aan het maken bent.
– Ik zeg het je heel koud zo, want ik zie mezelf als verstoten door jou, en ik weet zeker dat jij niet naar me zult luisteren: maar merk dan allereerst dit op, dat je me opzettelijk en moedwillig een oneindige straf oplegt, waarvan je de grootte van de pijn niet kent.
Je hebt je op twee manieren niet aan je belofte gehouden.
– Toen je me wel 8000 frank wilde lenen, was er tussen ons afgesproken dat jij na verloop van een bepaalde tijd het recht zou hebben op een bepaalde hoeveelheid van al het werk dat ik zou kunnen doen.
– Ik heb weer enkele schulden gemaakt.
En toen ik je vertelde dat dat minieme schulden waren, heb je me beloofd om nog even te wachten.
Inderdaad, een paar luttele geldvoorschotten in combinatie met verdiend geld kon deze snel uitdoven.
Maar nu is je besluit op een woedende manier genomen.
Je bent zo snel tw werk gegaan, dat ik niet meer weet wat ik moet doen – en nu ben ik verplicht om van mijn plan af te zien.
Ik had me voorgesteld dat als mijn eerste werk, dat bijna een wetenschappelijk werk is, onder ogen komt van meerdere mensen, jou een aantal complimenten zou opleveren, en, wanneer je zou zien dat er geld aan zat te komen, dat je me dan niet een paar nieuwe voorschotten zou weigeren, en dat ik dan op die manier na een paar maanden tot een volledige aflossing had kunnen komen, dat wil zeggen op het punt waar ik was na jouw 8000 frank.
– Dus, je hebt niet willen wachten, – geen twee weken willen wachten.
Kijk nu eens hoe verkeerd je redeneert, en wat een onlogisch gedrag.
– Je doet me een oneindig verdriet, en je doet een heel vijandige zet, juist op de dag voor die ene dag waarop ik je zoveel beloofd had.
– Het is net het moment dat je kiest om me mijn armen en benen te breken, - want, zoals ik je al zei, ik wil in geen geval raad accepteren als iets onbeduidends en ongevaarlijks, - ik voel het effect al dat het veroorzaakt.
En op dit punt ben je in een nog veel ergere fout terecht gekomen – die is dat jij denkt dat het een stimulans zal zijn.
Je kunt geen idee hebben van wat ik gisteren voelde, van wat er aan ontmoediging in mijn benen is gezakt, toen ik zag dat het zaakje serieus werd – het was alsof ik plotseling zin had om alles op te geven, me nergens meer mee bezig te houden, zelfs niet meer naar mijnheer Ed. Blanc te gaan om mijn brief op te halen, en rustig tegen me zelf te zeggen: waarom ook, ik heb het niet meer nodig – ik hoef me alleen nog maar tevreden te stellen met als een gek datgene op te maken wat ze me bereid is te geven.
Het is zo’n ernstige fout van je, dat mijnheer Ancelle in Neuilly tegen me zei:
“Ik heb tegen uw moeder gezegd dat als het feit u alles te laten uitgeven zou leiden naar werk en naar een functie, dan zou ik haar aanraden u uw gang te laten gaan, maar dat dit nooit het geval zal zijn”.
Ik denk niet dat het mogelijk is om iets te zeggen dat nog brutaler en dommer kan zijn.
– Ik heb zelf nooit gedurfd zover te gaan, koudweg tegen mezelf te zeggen dat ik alles zou op maken.
Ik ga er nog altijd van uit dat jij niet zo toegeeflijk bent als hij, en ik houd teveel van mijn vrijheid om zo’n stommiteit te begaan.
– En nu, ook al ben ik maar je zoon, moet je voldoende respect voor mijn persoon hebben om me niet te laten onderwerpen aan een oordeel van vreemden, als je weet wat die pijn die het me doet betekent.
– En eerbied hebben voor de moeilijkheden van de dingen die ik heb ondernomen.
– En echt, het is zeker, lieve moeder, ik verzeker je dat het geenszins een bedreiging is om je te laten terugdeinzen, maar een uiting van wat ik voel – het resultaat zal juist het tegenovergestelde zijn van wat je verwacht – ik bedoel een volledige neerslachtigheid.
Nu kom ik bij iets anders dat voor jou ongetwijfeld meer waarde zal hebben dan allerlei soorten van beloftes en al mijn hoopvolle verwachtingen.
Jij zegt dat je wordt geleid door een ongeruste en aandringende liefdesuiting.
Je wilt wat ik heb voor mij behouden laten blijven, ondanks mij.
– Dat wil ik best – ik heb nooit de bedoeling gehad om het allemaal in één keer op te maken.
Ik ben bereid om je alle manieren te geven om het voor me te bewaren.
– Behalve dan toch één, degene die jij hebt gekozen.
Wat de manier ook is maakt jou niet uit, als je jouw resultaat maar krijgt.
Waarom wil je alleen maar juist die gebruiken die me zo’n afschuwelijke pijn doet?
– Degene die mijn karakter het meest afgrijselijk tegen de borst stuit, - scheidsrechters, rechters, vreemdelingen – waarvoor?
Laatst heb ik omdat ik niets van rechten weet, het zomaar met je gehad over een schenking die zo samengesteld is dat ik die krijg bij overlijden.
Ik weet niet of dat kan, maar wat wel zeker kan, dat is dat je me niet kan wijsmaken dat er in al dat gesjoemel bij notariszaken geen andere manieren zitten waar jij je tevreden mee kunt stellen, anders dan het middel dat jij wilt gebruiken.
– En waarom? – Laten we eens kijken – kan men loyaler zijn en oprechter zijn dan ik ben – kan ik je een nog duidelijker bewijs geven van mijn goede bedoelingen, en van het overeenkomen van mijn wil met die van jou.
– Ik zou liever geen geld meer bezitten en me helemaal aan jou overleveren, dan wat voor vonnis dan ook te moeten ondergaan.
Het eerste is nog een vorm van vrijheid.
Het tweede is een schending van mijn vrijheid.
Om het af te sluiten, smeek ik je bij gratie, en op de nederigste manier van de wereld, jezelf een groot verdriet te besparen, en een afschuwelijke vernedering voor mij.
– Maar bij God, geen arbiters, geen vreemdelingen – geen besprekingen.
– Ik wens dat alles wordt gestaakt, totdat ik samen met jou en mijnheer Ancelle een lange bespreking heb gehad.
– Ik ga vanavond naar hem toe. Ik hoop dat hij met me meekomt naar jou.
– Maar ik weet zeker, absoluut zeker dat het makkelijk voor me wordt na een eerste succes met een klein beetje hulp van jou om snel tot een goede sociale positie te komen.
– Ik herhaal je mijn verzoeken dringend.
– Ik weet zeker dat je je vergist – daarna – als ik je niet naar behoren heb uitgelegd hoe aardiger en redelijker het toch zou zijn als we tot een vriendschappelijke overeenkomst kunnen komen, doe wat je wilt, en dan zal komen wat moet komen.
Mijnheer Edmond Blanc heeft me een heel goede brief gegeven waarmee ik ga proberen me te redden bij La Revue vanochtend.
– Voor de laatste keer, denk er goed aan dat ik je geen andere gunst vraag dan die van een verzachting van de middelen.
Charles.