Baudelaire, correspondentie. Aan Mme Aupick. zomer, vanochtend half negen 8, 1844.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, zomer 1844.

 

     Ik dank je dat je me een briefje hebt geschreven over mevrouw Mirbel.
Ik ga zo snel mogelijk naar haar toe. Je hoeft me niet te komen bezoeken gedurende zes dagen.
– Vanavond ga ik naar het huis van bewaring van de nationale garde.
– En dan ga ik ervan profiteren om snel aan de slag te gaan met mijn boek over schilderkunst dat wordt verwacht bij La Revue de Paris.
Ik was er heen geweest en toen ben ik zeer goed ontvangen.

     Ik heb de heer Ancelle gezien.
Ik weet zeker dat je helemaal niet zulke grote middelen nodig hebt om je furieuze ongerustheden te kalmeren.

Charles.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 15 juli 1844.

 

    Je moet me uit een verschrikkelijke valkuil halen. – Ik zit in het huis van bewaring sinds gisterenochtend.
– Ik dacht dat ik morgen weg mocht – maar ik val onder een nieuwe veroordeling gevolgd door een derde – dat zijn dingen die men je pas vertelt wanneer je eenmaal vastzit.

    Ik moet morgen absoluut vrij worden gelaten. – Ik heb iets heel belangrijks te doen op het platteland. – Zodra ik hier eenmaal uit ben, zal ik mijn zaken gaan regelen met de nationale garde.
– Ik heb dus zojuist een brief gestuurd naar de generaal van het Hoofdkwartier waarin ik schrijf dat ik voor belangrijke zaken, en contractondertekening, geld, etc, dringend bij mijn notaris moet zijn – en dat ik me zou verplichten om zelf de rest van mijn straf een andere keer zou komen uitzitten.
– Nou dat zal een goede indruk maken – als jij dan ook dezelfde leugen komt vertellen, en komt krijsen dat ze mij morgen absoluut nodig hebben.
Nu zend ik je veel liefs en ik wacht op je.
Het Hoofdkwartier van de nationale garde zit op de Place du Carroussel – de generaal heet mijnheer Carbonel.

Charles.

AAN MADAME AUPICK

 

Vergeef me dat ik niet bij je kom vandaag.
– Ik ga dineren met iemand van de Revue.
Morgen bij mevrouw Lenglet, overmorgen bij jou als ik bij mijnheer Ancelle ben geweest.

C.B.

AAN MADAME AUPICK

 

    Ik ga een deel van de avond doorbrengen met de heer Ancelle.
Wij zullen niet naar je toekomen want een ruzie zou voor ons alle drie erg vervelend zijn. – Ik wil het niet meer met jou over zaken hebben.
Alleen mijnheer Ancelle zal de taak hebben om je mijn bedoelingen uit te leggen.

    Veel liefs en ik smeek je om me de regelmatige bitterheid in mijn woorden niet kwalijk te nemen.
– Je weet dat ik heel erg lijd – en ik denk dat daarin alle excuses zitten.

C.B.

AAN MADAME AUPICK

 

    Wat wil je dat ik schrijf? – dat ik lijd als ik je zie lijden.
Wat is er meer waar en meer geloofwaardig – maar eigenlijk bekijk ik dat allemaal als pure overdrijving.
Van je moeder houden, en ruw en tactloos tegen haar doen, wat is er natuurlijker dan dat.
Maar waarom moet ik me in de war maken en mezelf kwellen voor een fout die ik voel en die ik ken.

Ik werk. Mijnheer Ancelle – Mijnheer Ancelle – Mijnheer Ancelle……

C. Baudelaire.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, vanochtend half negen 8.

 

    Mijnheer Ancelle heeft me gisteren de laatste sacramenten gegeven.
Dus hoef ik niets meer te doen behalve me in mijn eentje tot mezelf te keren, en mijn hersenen te pijnigen.

    Wilt u alstublieft zo goed zijn om me vandaag te ondersteunen na uw lunch, al was het maar voor een paar uur conversatie.
Ik ben te verslagen om helemaal kalm te kunnen zijn, en ik beloof u dat ik me tot geen enkele verbale gewelddadigheid zal laten gaan.
Kom erheen, alstublieft, want ik ben nu zo ver dat ik niet weet wat ik wil, noch wat ik wil gaan doen.
– Ik veronderstel dat uwe aanwezigheid alleen, ook al zou deze mij tot geen enkel nut zijn, me edoch enige veiligheid zal geven.

Charles.

Ik kwam er achter dat ik u gisteren weer pijn heb gedaan, nadat u weg was gegaan.
U bent zo welwillend dat u dit waarschijnlijk heeft toegeschreven aan de geestelijke problemen waarin ik sinds enige dagen leef.

  Inhoudsopgave     Volgende brief