Baudelaire, correspondentie. aan Narcisse Ancelle. Dijon, donderdag 10 januari 1850.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode
AAN NARCISSE ANCELLE
Dijon, donderdag 10 januari 1850.
Lees dit aandachtig.
Ik ben nogal ernstig ziek geweest zoals u weet. Mijn maag is nogal van streek door het laudanum. Maar het is niet de eerste keer en hij is sterk genoeg om te herstellen.
Jeanne is gisterochtend gekomen, en zij heeft lang met me gepraat over het gesprek dat zij had met u.
Het is voor mij allemaal al heel lang kommer en kwel. Ik was dus niet verbaasd om dingen te horen die bewijzen dat u helemaal niets van mijn leven begrijpt. Maar dat komt straks.
Ik heb hier uw brief van 14 december voor me liggen, die ik pas de 17e kreeg.
Ten eerste heeft Palis u schandalig afgezet. Belachelijke en dwaze fouten in de inhoudsopgave, zoals Le Tombant vivant, Vitesse de la lune, in plaats van Le Tombeau vivant, Tristesse de la lune, en nog veel meer, het verguldsel zit vol met vlekken, de boekband moest van chagrijnleer zijn maar die is van imitatie chagrijnpapier, de correcties die ik met potlood had aangebracht zijn niet toegepast.
Dat getuigt ervan dat hij van mijn afwezigheid heeft geprofiteerd om zijn plicht niet te hoeven doen, en me bovendien te bestelen.
Ik moest nog ongeveer 20 frank betalen. Er was afgesproken dat het binden 8 frank zou kosten. Totaal, 28. U moest 40 frank betalen. Hij is u vast en zeker vergeten te vertellen dat ik hem al een aanbetaling van 11 of 12 frank had gedaan.
Hij zou me nog eerder een korting of een tegemoetkoming moeten geven voor zijn schuldige en schandelijke daad. Ik kan gewoonweg niet accepteren dat correct uitgevoerd binden van een boek 8 frank kost en slecht uitgevoerd 20 frank.
Wat betreft deze stroom aan fouten, dat is nog veel erger. En dat getuigt van het feit dat wanneer de mensen niet meer bang van mij zijn, ze dan de draak met me gaan steken. Als u moedig bent, als u langs de place de la Bourse komt, dan moet u hem die 12 frank terugvragen.
Het lijkt erop dat u mijn brieven verstrooid leest. U vreest dat ik naar Parijs terugwil, omdat ik u schrijf: ik verlang er al naar om HIER weg te gaan. U heeft niet begrepen dat het woord HIER het hotel betekende.
Ik bedoelde daarmee: ik verlang ernaar om weg te gaan van een plek waar ik drie keer zoveel uitgeef als ik hoor uit te geven. Heeft u soms nooit gereisd? Mijn bedoeling toen ik hier aankwam was om ten eerste een heel klein appartement te huren en ten tweede wat meubels te huren.
En dat ik daarna heel lang geen omkijken meer zou hebben naar de rekening van de lopende uitgaven, behalve de maandelijkse rekening van de huur. Daarom heb ik u nu zo vaak gezegd en geschreven in mijn brief toen ik uit Parijs wegging dat ik er zo op stond dat ik 300 frank wilde ontvangen voor de eerste maand.
Ik ga de 3e weg uit Parijs. Volgens mij is de eerste maand december. In plaats daarvan stuurt u me – de 17e pas, - (twee weken aan uitgaven gedaan voor het hotel, door uw schuld) – 200 frank voor twee maanden, december 49 en januari 50. Ik vroeg u om 300 frank voor de eerste maand voor de verhuiskosten. Dat was een welwillendheid waar ik op rekende, maar u hebt niet eens de strikte uitvoering van onze afspraak volbracht wat 200 frank op 1 december zou zijn, - (die kreeg ik dus pas de 17e) – en 200 op 1 januari, - DIE KRIJG IK NOG VAN U.
Ik verzeker u dat ik eerst dacht dat het een rekenfout van u was, een ongevaarlijke verstrooidheid. Maar hier is Jeanne die me steeds hetzelfde vertelt en verzekert.
Mijn verbazing is echt heel groot. Denk er eens goed over na, dan zult u ook zien net als ik dat twee maanden, dat wil zeggen twee maal 200 frank maakt 400 frank en geen 200 frank.
En dan nog zou ik zeggen dat u me had laten hopen dat de eerste zending 300 frank zou zijn vanwege de onvermijdelijke uitgaven wanneer men voor het eerst een woning betrekt. Maar dat eis ik niet, of liever, dat durf ik niet te eisen. Jeanne zegt dat u zich beroept op die vreemde redenering dat u al zoveel grote welwillendheden voor mij getoond heeft. Dat is helemaal waar, en daar dank ik u ook heel oprecht voor, maar dat is geen rechtmatig motief om mij problemen te bezorgen.
Ik geef 12 frank voor het hotel uit.
Als ik eenmaal een eigen thuis heb, - wat drie maanden huur vooruit betalen inhoudt, en per maand hoogstens 30 frank, of 40 frank hoogstens, en dan voor het huren van de meubels zou ik hoogstens 3 of 4 frank per dag uitgeven. Begrijpt u uw fout nu?
Er was afgesproken dat ik vanaf de eerste dag van het jaar 1850 200 frank zou krijgen, dus dan krijg ik vanaf de eerste van de maand 200 frank van u. Ik kom daar niet uit.
Dus nu is het zo, dat als voor u net als voor stipte en intelligente mensen plicht betekent: zo veel mogelijk, zoveel als men kan doen, zoveel als men kan geven, - dan krijg ik nog 300 frank van u, en 200 op 1 februari.
Bovendien heeft de mevrouw van het hotel me zojuist gezegd dat zij voor de 15e geld nodig heeft. Dus u ziet nu dat er geen moment te verliezen is, want u krijgt deze brief de 12e.
Als u mij in één keer 400 of 500 frank stuurt, dat wil zeggen januari en februari, dan ga ik direct het hotel uit, en dan zit ik in twee dagen in mijn eigen huis.
In dat geval vraag ik u niet eerder dan 1 maart om geld. Dat zou ongetwijfeld veel wijzer zijn.
Daar zou ik veel voordeel van hebben en u zou er de zekerheid bij winnen van het feit dat het beter met mij gaat en dat ik minder uitgeef.
Nog een verstrooidheid van u: u vraagt mij om een reçu van uw 200 frank, u bent dus vergeten dat ik de vriendelijkheid bezat om bij mijn laatste brief een reçu van 300 frank te voegen.
Nog iets. Ik heb Jeanne zeer getourmenteerd omtrent het gesprek met u, en zij verzekert mij dat u tegen haar heeft gezegd dat indien zij u een briefje zou schrijven waarin de noodzaak van een voorschot zou worden aangetoond, dat u die dan zeker zou geven.
Dat is wel heel erg vreemd en nogal vernederend voor mij.
Over welke balk wilt u dan dat we geld gaan gooien, in een klein stadje waar de verveling alleen bestreden kan worden met werken?
Ik weet nog niet wat Jeanne gaat doen, en of de zin om dit hotel uit te gaan haar iets laat doen wat ik beschouw als iets wat ik ongepast vind. Maar nogmaals, als u voor mij 200 frank telt voor januari, die ik niet gekregen heb, en 200 voor februari, dan begaat u geen enkele inschikkelijkheid, en treedt u niet buiten uw afspraken.
Als u eens wist hoe vermoeiend het voor me is om steeds maar weer terug te komen op die vervloekte geldkwesties! Dat zal ongetwijfeld wel een keer ophouden.
U heeft nog heel wat andere dingen tegen Jeanne gezegd. Maar ik heb de moed niet meer om u nog meer verwijten te maken.
U bent een groot kind. Toch heb ik u vaak genoeg verweten dat u te sentimenteel bent, en u aangetoond dat het onnodig was om vertederd te zijn tegen mijn moeder.
Leg dat nu allemaal maar voor altijd naast u neer, en als ik op dat gebied iets heb dat gebroken is in mijn geest, heb dan medelijden met me en laat me met rust.
Hetzelfde geldt voor Jeanne. Er is nog veel meer, maar laat maar.
Ik wil u alleen verzoeken, dat mocht u in de toekomst per toeval nog eens in de gelegenheid zijn om mejuffrouw Lemer nog een keer te zien, speel dan niet meer met haar, praat dan niet meer zoveel en wees ernstiger.
Ik heb er al lang geleden een gewoonte van gemaakt om u duidelijk alles te zeggen wat ik denk, dus moet u mij dat niet kwalijk nemen.
Als ik eenmaal maar dit vervloekte hotel uit ben, met een paar gehuurde meubels, dat is hoe ik mijn leven ga inrichten.
Ik kan buiten mijn inkomen een minimum van 1200 frank vinden. Dat maakt dus 300 frank per maand met mijn inkomen.
Ik geef Jeanne 50 frank voor haar uiterlijke verzorging. Zij wordt geacht ons met 150 frank te laten rondkomen.
Ik zet 50 frank opzij voor de huur van de meubels en het appartement.
En dan nogmaals 50 frank opzij om later meubels in Parijs te kopen, zodra ik genoeg werk heb verricht om mijn schulden te betalen en het geschikt vind om terug te komen.
Wat mijn schulden betreft, ik heb er nu misschien al voor de honderdste keer zonet de rekening van opgemaakt.
Dat is bedroevend. Maar er moet een einde aan komen. Dat heb ik gezworen.
Ik heb in totaal een schuld van 21.236,50 F. – 14.077 frank aan wissels met intekening. 4228 frank schuld zonder waarborg in de vorm van wissels boven de 100 frank. 919,25 F kleine schulden onder de 100 frank, en dan tenslotte 2012,25 F aan schulden bij vrienden.
Zo’n enorme massa, maar bij hoeveel was ik niet het slachtoffer van diefstal en afzetterij, of oneerlijkheden, of zwakheden, zoals de affaire René Lurois waarvan u verderop het precieze verslag zult zien.
Ik vat samen: u heeft een fout gemaakt. Hoewel u zich wel enkele malen inschikkelijk heeft getoond, moest ik vanaf de dag van mijn aankomst hier op zijn minst 200 frank per maand krijgen, en 200 is geen 400.
Vergeet niet dat het totaal van 1849 volledig was opgegaan sinds oktober. Ik heb u verzocht om me meteen januari en februari op te sturen, dat wil zeggen 400 of zelfs 500 frank, om de uitstekende redenen die ik u uiteen heb gezet.
Het is onmogelijk om het geld hier onnodig uit te geven, en trouwens, Jeanne is net als alle vrouwen, meer dan zuinig, en zij heeft er belang bij om me in de gaten te houden.
In de tweede plaats zal ik u verslag doen van de besteding van dat geld, en ik zal het u op rekeningen voorleggen.
Dat ben ik u verplicht. Wat ik ga doen, en dat heeft u me al meerdere malen aangeraden, vroeger.
Dat bent u dus vergeten. Wat u voor mij gaat doen, en wat ik obsessief en verstandig al van u had losgekregen, dat had u uit uzelf moeten doen, al heel lang geleden.
U lijkt blijkbaar niet uw rol tegenover mij in te perken, en zelfs niet jegens alle mensen, tot die van gevoelloze agent en zakenman.
En toch moest het initiatief van mij komen.
Al die zó verstandige dingen die u mij had moeten aanwijzen, die heb ik zelf als eerste moeten willen.
De hele rechtmatigheid hiervan zit daarin, in een briefje van u: Ik zou ermee instemmen om uw gehele kapitaal te vernietigen voor een fatsoenlijk doel. - Nou dan! Sluit het af.
Mocht mijn moeder, per toeval, nog geld sturen tijdens mijn afwezigheid, dan ga ik daar mee akkoord, nogmaals, om het aan te nemen.
U vertelt het me wel, maar u stuurt het me niet op, gezien het feit dat ik voldoende heb om van te leven, met uw 200 frank en het geld dat ik elders vandaan kan halen, u zou het dan bij mijn terugkeer meerekenen, of, tijdens mijn afwezigheid, zou u er een wettig gebruik van maken, over de uitleg die ik u dan zou opsturen.
Sta mij toe, voordat ik deze brief afsluit, dat ik een nog paar woorden toevoeg die weinig te maken hebben met het voorafgaande, maar ik maak van de gelegenheid gebruik om u alles te zeggen wat ik op mijn hart heb.
Ik zie u ook waarschijnlijk pas over enkele maanden.
Dat zal nog een mooi resultaat zijn, maar zoals ik al zei, ik neem de gelegenheid te baat om u alles te zeggen.
De situatie waarin u zich bevindt in verhouding tot mij is heel vreemd. Die is niet alleen wettig, maar, om het zo te zeggen, ook sentimenteel. Het is niet mogelijk dat u dat niet weet. Wat mij aangaat, ik ben niet zo sentimenteel, ik heb niet aan die waarheid kunnen ontsnappen.
De sombere eenzaamheid die ik om me heen heb gezaaid, en die me alleen nog maar hechter met Jeanne heeft verbonden, heeft er ook voor gezorgd dat mijn geest eraan gewend is geraakt om u te beschouwen als iets belangrijks in mijn leven.
Dan kom ik nu ter zake.
Als uw toestand ten opzichte van mij op onvermijdelijke wijze zo is, wat betekent dan zo vaak dat vreemde onbegrip van u voor mijn belangen?
Wat betekent die partijdigheid ten gunste van mijn moeder waarvan u weet dat zij schuldig is?
Wat betekent dat frequente gezeur van u, uw egoïstische stelregels, uw wreedheden, uw brutaliteiten?
Het is wel zo dat ik u dat ook heb aangedaan, maar dat is allemaal niet redelijk.
Onze relatie moet verbeteren. Om deze reden is die lange afwezigheid dan ook helemaal niet slecht.
Trouwens, voor elke zonde is er vergeving, waarvan u weet dat ik het als volgt vertaal: niets is onherstelbaar.
Ik voeg hierbij het protest waar u om vroeg betreffende de wissel van inschikkelijkheid.
Deze brief moet u mij terugsturen.