Baudelaire, correspondentie. Aan Mme Aupick, Mme A. Baudelaire. Parijs, eind februari, 3 maart 1846.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, eind februari 1846.

 

    Omdat ik het idee heb dat je me vandaag komt bezoeken, waarschuw ik je dat ik vanaf vanochtend al voor zaken de deur uitga.
Ik zou het heel leuk vinden als je morgenochtend naar me toekomt met als doel het eens te worden over hoe ik mijn geld dit jaar ga besteden, en je de grote schulden aangeef.
Omdat ik nu geloof dat ik kan leven van wat ik verdien, kan ik al mijn tijd of bijna al mijn tijd besteden aan het betalen van mijn schulden.
Ik heb zoals je weet een novelle geschreven voor L’Esprit public de afgelopen tijd.

B.D.  1

AAN MADAME ALPHONSE BAUDELAIRE  2
Parijs, ongeveer 3 maart 1846.

 

Geachte mevrouw,

     U bent misschien nieuwsgierig naar de reden waarom Baudelaire – Dufaÿs een onderwerp behandelt dat zo moeilijk is en tegelijkertijd ook zo logisch is als De Liefde: ik draag dit opusculum dat zojuist uit mijn pen gevloeid is op aan u.
Ik kan geen betere rechter uitkiezen dan u, ik onderwerp me en word met volledig vertrouwen uw justitiabele.

     Wat zou ik graag willen dat mijn broer mij mijn eigen zaak zou zien pleiten, of liever die van de mensheid, in De rechtbank der Liefde, zoals ik het noem in het feuilleton dat ik u opstuur, dan zou hij mijn roeping kunnen begrijpen die mij naar de Muzen toetrekt, zoals ik ook zijn enthousiasme kan begrijpen waarmee hij zich overlevert aan de harde en slaapverwekkende werken van Themis.
Ieder zijn bestemming in deze wereld.
Het mijne is dat ik mijn gelijken onderricht over het gedrag dat zij zich moeten aanmeten om het geluk te vinden: daarom ook, mevrouw, zal ik weldra de eer mogen hebben u te mogen doen toekomen, met de hoop gelezen en becommentarieerd te worden, mijn Catechismus van de beminde vrouw.
Daarin zult u kunnen lezen hoe ik de sympathie heb gedefinieerd.
Mijn debuut in de Carrière kondigt een partizaan van de liefde van Anthony aan.
Maar u oordeelt dat dit een liefde is die geen waardigheid heeft.

     Wat zult u zeggen over mijn principes, en de adviezen die ik aan dit bedrieglijke geslacht geef dat vaak alleen maar liefde weet te veinzen.
Ik wil dat de minnaar die echt bemint constant is, en u hebt er het bewijs van middels deze ene zin: “Bemin degene die u liefhebt goed, krachtig, kordaat, orientaals en woest, dat uw liefde de liefde van een ander niet kwelt.”

Dit kleine stukje zal u ongetwijfeld zin geven om het hele artikel te lezen en ook Le Catéchisme dat binnenkort uitkomt.

Madame, wilt u,

     Mijn voorzienigheid zijn, in de carrière die zich voor mij gaat openen via het kanaal van de liefde… ik heb bijna gesproken onder invloed van de vrouw.

Met de meeste hoogachting, gemaakt met de haast en het enthousiasme van een poëet die in de sporen van een Petrarca of een Parny wil treden.

Uw nederige dienaar,

Baudelaire Dufaÿs.  1

1  (B.D.) Baudelaire Dufaÿs: Baudelaire ondertekende sommige brieven met Baudelaire Dufaÿs,
de meisjesnaam van zijn moeder Caroline.
2  Alphonse Baudelaire, de halfbroer van Charles,
was een zoon uit een eerder huwelijk van zijn vader.

  Inhoudsopgave     Volgende brief