Baudelaire, correspondentie Brussel, België. Aan Narcisse Ancelle. Brussel, vrijdag 2 september 1864.

Charles Baudelaire
Brussel, België.

Valerius De Saedeleer. Baudelaire, correspondentie België. Aan  Narcisse Ancelle. Brussel, vrijdag 2 september 1864. Vertalingen Vivienne Stringa.

Zoom Valerius De Saedeleer, 1867–1941. Belgisch kunstschilder.


Aan Narcisse Ancelle
Brussel, vrijdag 2 september 1864.


Beste vriend,

    Ik hoopte gisterenochtend 31 augustus al te kunnen vertrekken en bij u ’s avonds te dineren, maar ik voel me er niet moedig genoeg voor.
Ik zou graag willen dat al mijn boeken verkocht zouden worden door mijn zakenagent die ik had gevraagd dat te doen in Parijs.
Ik wil hier nog even twee weken ongeveer als plant leven, en als laatst, om u de waarheid te zeggen, ik ben heel erg verzwakt door vier maanden diarree.

    Ik ben tevreden over mijn boek. Alles over de zeden, cultus, kunst en politiek is af. Er ontbreekt nog een verslag van mijn excursies in de provincie. Ik ga dat in Honfleur doen. Ik schrijf mijnheer de Villemessant dat hij niets moet publiceren voordat ik terug in Frankrijk ben. U kunt wel raden waarom.
Ik sta hier slecht bekend. Trouwens, ik heb me niet ingehouden om hardop te zeggen wat ik denk.
En de mensen weten ook wel dat ik overal aantekeningen maak.

    Het Congrès de Malines is begonnen. Dat gaat ons ook aan. Mijnheer Dupanloup heeft hier met zijn redevoering over het openbaar onderwijs een grote indruk gemaakt.
Het kost Mijnheer Dupanloup geen enkele moeite om in een land als dit beschouwd te worden als een hoogvlieger.
Ik ken Malines, en als Malines niet in België lag en met Vlamingen bevolkt was, dan zou ik er wel willen wonen en vooral willen sterven.
Wat een carillons, wat een klokken, wat een groen op straat, en wat een begijntjes!

    Ik heb er een prachtige Jezuïetenkerk gevonden, die door niemand bezocht wordt.
Enfin, ik was zo blij dat ik het heden even kon vergeten, en ik heb er oud Delfts aardewerk gekocht.
Veel te duur natuurlijk, dat spreekt voor zich.

    Dit hele volk is stom, alleen het verleden is interessant.

    Zou u even een blik willen werpen op deze vreemde brief van mijnheer Arondel, die me al (meer dan) twintig jaar wil afmaken, en hij weet nog steeds niet hoe mijn naam gespeld wordt.

    U kent de affaire Arondel uit uw hoofd. Ik denk zeker dat ik 4000 frank van hem heb gehad. In mijn jeugd heb ik bij hem voor 15000 frank op aandelen ingeschreven.
Hij heeft de schuldeis verkocht, of hij heeft 2400 frank geleend op de schuldeis van een zekere Raymond Matigny.

    Antwoord me iets anders dan uw gebruikelijke verschrikkelijke zinnen die neerkomen op: niets. Wees zo goed me een serieuze raad te geven voor wat er gedaan zou kunnen worden om mij van die plaag van mijn leven af te helpen.
Ik heb hem geantwoord dat al mijn onderhandelingen in België mislukt waren, en dat indien zijn Raymond Matigny de intentie had om me te vervolgen, ik dan niet naar Frankrijk terug zou gaan.

    Serieus, ik wens niets liever dan terug te gaan. Maar ik kijk nog even en ik moet ook nog wat werken. En mijn moeder! En mijn tuin! En mijn boeken! En mijn verzamelingen!

    Ik heb een literair zakenagent opgedragen om de volgende drie werken voor me te verkopen (op voorwaarde dat hij ook een deel krijgt van de verkoop): Paradis artificiels, Pauvre Belgique! en Réflexions sur mes contemporains.
Ik wacht vol ongeduld op een antwoord, maar al die aspecten van het beroep interesseren u amper. Mocht ik per toeval de 25e nog hier zijn, wat zeer twijfelachtig is, dan zou ik met Nadar meegaan die me heel vriendelijk een plaatsje heeft aangeboden in zijn mand.
Dit vuile volk ontvluchten in een luchtballon, neerstrijken in Oostenrijk, in Turkije misschien wel, ik vind alle uitstapjes wel leuk, als het me mijn verveling maar wegneemt. Ik heb hier Nadar en Hetzel gezien.
Die laatste heeft me twee maanden gegeven om Les Fleurs du mal en Le Spleen de Paris af te maken.

    Hierbij 50 frank waar u zelf nog 150 aan toe moet voegen (waarvan hierbij het reçu gevoegd), en dan moet u dat alles in handen van mijn voormalig hotelbaas geven, mijnheer Jousset, rue d’Amsterdam.
Het zou niet verkeerd zijn om een reçu van hem te vragen van 200 frank.

    VANDAAG NOG, HOORT U DAT? DAT WIL ZEGGEN MORGEN, immers ik schrijf u nu OP DE 2e. Ik smeek u, ga me niet de farce leveren door hier tien dagen over na te denken.
Ik had dat geld al op 1 september moeten overbrengen of opsturen. Ik heb u al meer dan zes weken niets gevraagd.

    Als die man u vragen zou stellen, ik ben hem nog meer geld schuldig, zeg dan gewoon: wat ik denk is dat de heer de Villemessant hem op mijn verzoek geld gaat geven. En stoor me niet.

    Ik moet drie of vier dagen in Parijs doorbrengen.
Ik kan absoluut niet beslissen op welke dag ik wegga. Mijn maag en mijn buik zijn in volle revolutie.

    Die 200 frank meteen naar Jousset. En schrijf me terug over Arondel.

    Histoires grotesques et sérieuses komt uit. Eindelijk! Als u eens wist wat een martelgang, een boek corrigeren vanuit het buitenland, met een absurde wet op poststukken, en zonder informatiebronnen! Brussel wordt zeer onterecht als een hoofdstad beschouwd.
De echte hoofdstad zou Antwerpen moeten zijn, als een hoofdstad gewoon een handelscentrum kon zijn.

    Ik wil u met klem bedanken voor alle aandacht die u altijd voor me heeft gehad, en die ik soms betaald heb met een beetje ruwheid.

    Doet u de hartelijke groeten aan mevrouw Ancelle, ik wilde bijna zeggen, met een onvergeeflijke onnadenkendheid: en aan uw moeder.
Ah! Beste vriend, mijn hersenen zitten soms vol met zwartheid; zou ik mijn moeder net zolang mogen hebben als u de uwe heeft behouden?

C.B.

Jousset, Rue d’Amsterdam 22.

Indien u morgen de 3e niet naar Parijs gaat, stuur dan een boodschappenjongen met de 200 frank.

Reçu van mijnheer Ancelle de somma van honderdvijftig frank voor de maand september 1864.

Brussel, d.d 2 september 1864

Charles Baudelaire

Grand Miroir, Rue de la Montagne.