Baudelaire, correspondentie, zijn jeugd. Aan A. Baudelaire. Lyon, 12 maart 1833.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd
AAN ALPHONSE BAUDELAIRE
Lyon, 12 maart 1833
11 jaar oud
De …… ik weet niet hoeveelste maart 1833.
Broer,
Ik stuur je je nieuwjaarsgeschenken: ik was tweede bij Grieks. Ik kan je het bewijs van wat ik hier beweer niet opsturen, omdat dat papier driehonderd verzen lang is, en omdat ik met name strafwerk moet slikken, zal ik het vast hard nodig hebben.
We hebben net een schoolonderzoek gehad. Ik wist alles. De avond ervoor wist ik nog niets.
Ik heb een goed geheugen, ik heb het snel nog eens doorgenomen, het geluk was met mij, het ging. Ik denk dat ik voor de prijs voor Pasen de vierde of de vijfde eervolle vermelding krijg.
Niettemin gaan we nu tot aan het eind van het schooljaar proefwerken maken voor de Eerste prijs. Daarvoor moet ik een beetje harder werken. Misschien haal ik dan betere cijfers.
Ik weet niet of je deze brief zult kunnen lezen, want ik heb hem geschreven tijdens geschiedenis, een heel vervelende les. Zojuist werd mij gevraagd wat de karakteristieken van het Pelasgische ras waren.
Ik was zo verdiept in mijn brief, dat ik niet eens wist wat de vraag was.
Ik weet niet of ik op het examen geschiedenis net zulke goede antwoorden kan geven als bij Grieks en Latijn, want ik ken er geen woord van, ik ben de helft van mijn huiswerk kwijt.
Schrijf me wat je doet in Fontainebleau. Vertel me alle jachtpartijen tot in de kleinste details, of Théodore zich vermaakt, hoe de stad is, de wandelingen, etc., etc., alles wat je me kan vertellen.
Of het goed met mama gaat? O nee!
Ze had en heeft nog steeds heel erg keelpijn waardoor ze niet naar buiten kan.
Er is heel vaak brand in Lyon. Op een gegeven moment ging er geen nacht voorbij of er werd wel brand geroepen.
De hevigste is de laatste; dat is in Perrache, een boulevard in Lyon, een heel café brandde af.
De Saint-Simonianen kwamen hulp bieden, allemaal in hun kledij.
Papa en mama doen je de groeten. Veel liefs voor jou, mijn zuster, Théodore en iedereen.
Charles Baudelaire