Baudelaire, correspondentie, zijn jeugd. Aan Alphonse Baudelaire. 1 februari 1832. Lyon.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

Aan Alphonse Baudelaire.
1 februari 1832. Lyon.

11 jaar oud

Beste broer,

    Je had gezegd dat ik je iedere eerste van de maand moest schrijven en dus voldoe ik aan mijn plicht.

    Ik zal je over mijn reis vertellen.

    Eerste stommiteit van mama: bij het inladen van haar bagage op de imperiaal, merkt ze dat ze haar mof niet meer om heeft en ze schreeuwt als een toneelactrice: “En mijn mof dan!”
En ik antwoord haar kalm: “Ik weet waar die is en ik zal hem wel gaan halen.” Ze had hem in het kantoor laten liggen op een bankje.

    We stappen in de diligence, eindelijk daar gaan we.
Wat mij aangaat, ik was al vanaf het eerste moment in een slecht humeur vanwege die mof, de waterbollen, de kandelaars, de heren-  en dameshoeden, de jassen, de hoofdkussens, dekens, nogal veel, allerlei soorten mutsjes, schoenen, bontsloffen, laarsjes, manden, jampotten, bonen, brood, handdoeken, enorm veel kippen, lepels, vorken, messen, scharen, draad, naalden, spelden, kammen, jurken, rokken, zoveel, wollen kousen, katoenen kousen, korsetten op elkaar gestapeld, biscuitkoekjes, en de rest kan ik me niet meer herinneren.

    Broer van me, je zult wel kunnen aanvoelen dat ik omdat ik altijd in beweging moet kunnen zijn, altijd of op de ene voet of op de andere moet kunnen staan, dat ik niet meer kon bewegen, en nauwelijks bij het raam kon gaan zitten.

    Maar binnenkort word ik weer net zo vrolijk als normaal. We moesten in Charenton overstappen en vervolgden onze weg.
Ik weet niet meer waar we allemaal overstapten, dus ga ik nu maar verder met de avond.
Toen de dag ten einde liep, zag ik een mooi schouwspel, en dat was de ondergaande zon.
Die rode kleur vormde een vreemd contrast met de bergen die zo donkerblauw waren als de aller-donkerste pantalon. Ik had mijn zijden mutsje opgezet en toen liet ik me voortgaan tegen de rug van het rijtuig aangeleund en toen dacht ik dat altijd reizen me een heel aangenaam leven zou lijken.
Ik zou je er nog wel meer over willen vertellen, maar een vervloekte opdracht verplicht me nu om mijn brief hier af te sluiten.

Je kleine broer.

Charles Baudelaire.

Vergeet je niet mijn zus en Théodore de hartelijke groeten te doen.
Ik zal je het vervolg van mijn reisverhaal rond 1 maart sturen.

Mama en papa wensen je veel goeds.

  Inhoudsopgave     Volgende brief