Charles Baudelaire aan Albert Collignon. Parijs, 24 februari 1864.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN ALBERT COLLIGNON
Parijs, 24 februari 1864.
OVER TORQUATO TASSO IN DE GEVANGENIS
VAN EUGÈNE DELACROIX
De dichter in het cachot, haveloos, ziekelijk,
Een manuscript rollend onder zijn convulsieve voet,
Meet met een blik door grote angst in vlam gezet
De trap van duizeligheid waar zijn ziel zich te gronde richt.
Het bedwelmende gelach waarmee het gevang zich vult
Naar het vreemde en absurde nodigt zijn verstand uit;
Twijfel omringt hem, en de bespottelijke Angst,
Lelijk en pluriform, cirkelt rondom hem.
Dit genie opgesloten in een ongezond krot,
Deze grimassen, deze schreeuwen, deze spoken waarvan de zwerm
Wervelt, opgehitst achter zijn oor,
De dromer die gewekt wordt door de afschuw van zijn woonoord,
Dat is nu je embleem, Ziel met de sombere dromen,
Die verstikt wordt door het Reële binnen zijn vier muren!
1842
Charles Baudelaire.
De proefdrukken naar rue d’Amsterdam, 22.
Ik stuur ze dezelfde dag nog terug.